God
wijst mij een weg. Het
is een gegeven. God wijst mij een weg. God wijst u een weg. Daar is
echter een "als"
aan verbonden. Als ik Hem, in gehoorzaamheid, vraag of Hij mij de weg
wil
wijzen, dan wijst Hij mij de weg. Het leven kan zo moeilijk zijn. Zo
uitzichtloos voor het gevoel. Voor de waarneming. Maar niemand is
tevergeefs op
deze aarde. Met elk mens heeft de Heere een plan. En in het gelovig
vragen of
Hij ons de weg wil wijzen doet Hij dat iedereen. Niemand behoeft te
twijfelen
aan de trouw van de Heere. Hij wijst de weg. Die weg echter is zo
verschillend.
Voor de één schijnt het alles van een leien dakje te gaan. De ander
heeft
schijnbaar zoveel tegenslagen dat hij of zij het bij tijden niet meer
weet. En
toch mogen we geloven en vertrouwen op Gods liefde. Op Zijn wijsheid.
Hij wijst
niemand de weg naar de afgrond. Hij wijst niemand de weg van omkomen.
Hij is
uit op het behoud van mensen. Zodra mensen inzien dat zij op de
verkeerde weg
zijn, zodra mensen zich bekeren van die weg, Hij wijst de weg. Kortom,
Hij is
begonnen de weg te wijzen. En wij mochten door genade gehoor geven aan
die
oproep. Heere, wijs mij Uw weg. Het kan lang duren, het kan korter
zijn, maar
God wijst mij een weg. In welke omstandigheden ik me ook bevind. Waar
ik ook
ben. Hij wijst de weg. En in een gelovig volgen komt niemand beschaamd
uit.
Door bergen en door dalen, altijd weer wordt ervaren: ja overal is God.
Overal
is mijn God. De God van mijn betrouwen. Hij wees mij de weg. Hij wijst
mij de
weg. En Hij zal mij ook altijd weer de weg wijzen. Het
is niet voor niets dat de Heere een weg wijst. Hij heeft daar twee
dingen mee
op het oog. Het prijzen van Zijn Naam. En het behoud van zondaren. In
een weg
van louteren zullen ze immers allen de zaligheid ontvangen die er in de
Heere
Jezus is te vinden. Ze zullen in een levenslang afsterven van zichzelf
groeien
door de genade die ze door het Woord en door de Geest ontvangen.
Daarbij is ons
geestelijke leven niet als bomen die de takken in de hemel hebben. Maar
de
wortels diep in de grond. Het wonder van dit zalig worden zullen ze
steeds meer
leren verstaan. En ze raken niet uitgewonderd dat dit wonder hen ten
deel is
gevallen. Er zullen veranderingen plaatsvinden. Vrienden die afhaken.
Maar aan
de andere kant zullen ze bemerken hoe nieuwe contacten worden gelegd.
En in
alles zal de gunning en ook de liefde ervaren worden. Gods
kinderen gaan samen de weg die wordt gewezen. Ze hebben maar één
begeerte:
anderen te laten delen in datgene wat hen ten deel is gevallen. In een
weg van
gunning is de genade ook mededeelzaam. Het openstaan voor elkaar doet
leren van
elkaar. Luisteren naar elkaar. Het verdragen van elkaar. Het
onderwijzen van
elkaar. En zodoende blijkt dat de Heere ieder persoonlijk de weg leert
die moet
worden gegaan. Maar dat Hij nooit de bedoeling heeft dat er groepjes
samenspannen. Het zal één Herder zijn. En één kudde. En alles wat zich
daartegen verzet denkt beter te zijn dan de ander. Het is de hoogmoed
van huis
uit die scheiding maakt. De zonde die in elk mens huist. Maar de Heere
leert
anders. En de liefde overwint. Ga
niet alleen door het leven. Die last is veel te zwaar. Laat je de weg
wijzen
door de Heere. Steeds opnieuw en steeds weer. Leer gelovig te volgen
zonder te
vragen. Want het antwoord op alle vragen is Hij. Dan zal Hij het maken
dat ge u
verwonderen moet. Het is een bukken en buigen onder het Woord. Niet
eruit
pakken wat je past. Maar in een weg van inkeer, afkeer en terugkeer
gehoorzaam
zijn aan het gehele Woord wat tot je komt. God
wijst mij een weg. Hij wijst mij de weg van de zonde die in het
Paradijs in de
wereld is gekomen. Hij wijst mij de weg dat er in de volheid van de
tijd Eén is
gekomen Die voor die zonde verzoening aanbracht. Hij wijst mij de weg
van de
opstanding. Waar alles nieuw is geworden voor hen die mogen weten dat
hun
zonden in het graf zijn gebleven. Dat voor hen een nieuw leven is
aangebracht.
Maar dat dit alleen in een weg van heiliging tot bloei kan en zal
komen. In een
weg van steeds weer en steeds opnieuw afbreken en afsterven van die
oude mens
die nog zo dikwijls weer opstaat. Het blijft leren. Het blijft afleren.
Het
blijft luisteren. Gods
Woord spreekt van zuigelingen in de genade. Gods Woord spreekt van
jongelingen
en ook van vaders en moeder in de genade. Het is geen vrucht van genade
jezelf
maar direct te rekenen tot de eikenbomen der gerechtigheid. Het worden
als een
kind. Het blijven als een kind, dat is de beste stand in het geestelijk
leven
van allen die leren hier nooit uitgeleerd te raken. |
|