Wat
moet ik doen met Jezus. Laten
we bij het begin beginnen. Een stuk aanraken wat zo vaak wordt gemist
in de
prediking. Vroeger werd het terecht zo benoemd: een preek moet in de
eeuwigheid
beginnen. God schiep de wereld. Hij schiep de mens. Goed en naar Zijn
beeld. Er
was een verbond. Tussen God en de mens. Als zij zouden luisteren, dan
zouden ze
het leven hebben. Leven in volkomen harmonie met God hun Schepper. De
mens luisterde niet. Ze aten van de verboden vrucht. En zo vielen zij
buiten de
vervulling van de belofte. Ze zouden de dood sterven. Allen. Niet één
uitgezonderd. Terecht werd vroeger gezegd: we zijn allen van dezelfde
lap
gescheurd. Van nature zijn we als mensen blind. Blind voor de zonde. En
reizen
we naar een eeuwig verderf. Omdat we daarin leven. Erger, omdat we ons
daarin
ook thuis voelen. Maar
er was een verlossingsplan. In de volheid van de tijd zou er een
Verlosser
komen. Een Middelaar tussen God en tussen de gevallen mens. Deze zou
een weg
maken. Een brug slaan. De relatie tussen God en mensen was verbroken.
Maar deze
breuk kon worden geheeld. Wanneer er het geloof werd gevonden in deze
God-Mens.
Het geloof dat gewerkt zou worden door de Heilige Geest. Deze derde
Persoon in
het Goddelijk Wezen zou harde harten aanraken. Hij zou mensen onrustig
maken.
En hun weg zo maken dat ze gingen vragen naar de Waarheid. En die was
hard. Als
je sterft zoals je geboren bent, dan ga je verloren. Voor eeuwig. Dat
is het wonder. Het wonder van de genade. Waar ook in preken zo weinig
op wordt
gewezen. Zeker wordt de weg van de genade aangewezen. Zeker wordt de
Heere
Jezus als de Verlosser gepreekt. Maar waar is het wonder. Het wonder
dat dat nu
op mij was gemunt. Waar zovelen gaan verloren. Die geen ontferming
worden
gegund. Zalig worden is geen vanzelfsprekendheid. Het is een wonder van
Gods
genade. Wat persoonlijk moet worden toegepast in een levenslang proces.
In een
weg van inkeer, afkeer en terugkeer. Van het gaan op een van nature
brede weg
van en naar het verderf. Tot een overgezet worden op de weg ten leven.
In een
weg van de waarachtige bekering. Omkering. Een weg waarin alles nieuw
wordt. Dit
alles heeft namelijk gevolgen. Er komt een haten en vlieden van de
zonde. Er is
een einde van het gaan op eigen wegen. Het is een zoeken naar de weg
die de
Heere wijst. Niet alleen vandaag. Maar ook morgen en al de verdere
dagen van
het leven. Om het met Paulus te zeggen: Heere wat wilt Gij dat ik doen
zal. Er
komt een weg van de heiliging van het leven. Door genade zien van meer
zonden.
Het berouw hebben van die zonden. Het belijden van die zonden. En in
een nieuw
en godzalig leven zoeken te wandelen. Niet als heiligen. Maar als
mensen die
geheiligd worden. Denk hierbij aan de gelijkenis van de pottenbakker.
Om als
een pot op de schijf van de hemelse Pottenbakker gemaakt te worden tot
een vat
tot Zijn eer. Hiervoor
zijn soms harde lessen nodig. Hiervoor wordt soms pijn en verdriet
geleden.
Hiervoor kan het leven soms zo zwaar lijken. Maar wanneer nadien mag
worden
gezien wat die moeilijke wegen uit mochten werken wordt gezongen: het
is goed
voor mij verdrukt te zijn geweest. En dat wordt dan ook weer als de
troost van
de Heere ervaren. Samengevat:
we moeten altijd bij het begin beginnen. De breuk met God. Het wijzen
op de
zonde. Die elk mens van nature is. Gevallen in Adam. Levend buiten God.
Op weg
naar een eeuwigheid. Doende alles wat kwaad is in de ogen van de Heere.
In het
bewandelen van een eigen gekozen weg. Om door het Woord en door de
Heilige
Geest vervolgens te mogen leren dat er een weg is tot behoud. Dan komt
er een
hartelijke keuze. Om in Gods wegen te gaan. En in die weg van bekering,
van
omkering, op die smalle weg van het leven voortaan te blijven. En
steeds
opnieuw wordt ervaren hoe dwaalziek mensen, na het ontvangen van
genade,
blijven. Doch dan wordt waar: Er zijn drie bloemen die in Gods hof
groeien. Het
geloof in de Waarheid, de hoop op God . Maar de meeste is toch de
liefde en die
vergaat nimmermeer. |
|