Ik zal
gedenken. Het
volk van Israël wist van gedenkstenen. Ze hadden een Eben-Haëzer. Ze
wisten het
als ze erop zagen. Tot hiertoe had hen de Heere geholpen. Ze belden het
met
mond en hart. En al zijn er in weinig
levens zulke stenen zichtbaar opgericht, het is goed op bepaalde
hoogtijdagen
stil te staan en het Woord ter hand te nemen in deze. Eben-Haëzer. Tot
hiertoe.
Tot vandaag aan de dag. Zo klinkt de belijdenis. De Heere heeft
geholpen. Niets
in eigen kracht. Niet om mij of om enig ander mens. Maar om de trouw en
goedheid van de Heere. Tot hiertoe geholpen. Staande mogen blijven in
de
omstandigheden van het leven. Hoogtijdagen.
Wie kent ze niet. Dagen van herdenken. Een verjaardag. Een trouwdatum.
Een
sterfdatum van een geliefde. Van allen die je lief waren. Maar mij, mij
heeft
Hij tot hiertoe willen sparen. Zijn hulp betoond toen het zo moeilijk
was. De
tijden en momenten wanneer geen uitkomst leek te zijn. Maar ondanks
twijfel en
mogelijk zelfs wanhoop, mij gered. Uitgered. Verhoord. Kracht gegeven.
Zijn
liefde die alle dingen deed meewerken ten goede. Mijn haters en zij die
spotten
met mijn leed beschaamd gemaakt. Ik
zal gedenken. In het persoonlijk leven. Ik zal gedenken aan de tijden
die
waren. Ik zal mijn God psalmzingen om de genade en de liefde
geschonken. In
alle benauwdheden was Hij. Zo menigmaal Zijn gunst aan mij betoond. En
wat
mensen ten kwade dachten, dat deed Hij ten goede werken. De wonderen in
het
persoonlijk leven getuigen van die God Die trouwe houdt en eeuwig
leeft. De God
Die niets doet om iets in onszelf. Niet om uiterlijke dingen waaraan we
zo
principieel vast kunnen houden. Alleen tot de verheerlijking van Zijn
Naam laat
Hij niet los het werk wat Hij ooit begon. Jaren en jaren kunnen nodig
zijn om duidelijk
te maken dat niet een mens regeert. Integendeel. Een mens wikt. Maar
God
beschikt. Ik
al gedenken. Stil staan op dagen van herdenken. Het uitwonderen en
uitroepen.
Hij heeft gedacht aan Zijn genade. Zijn trouw betoond. En elkeen slaat
het gade.
Zien het maar kunnen het mogelijk niet doorgronden. Erkennen dat het de
hand
van de Heere is die zulks heeft gewerkt en uitgewerkt is van de Heere.
Het
geloof werd beproefd. Maar ook geoefend. Gelouterd. Deze God is onze
God. Hij
zal tot de dood ons geleiden. Ja over dood en graf regeren. Veilig in
Jezus'
armen. Dat is hetgeen de trouwe en nooit aflatende zorg van de Heere
uitwerkt.
Vertrouwen en geloof. Geen
mens gaat door het leven zonder gedenkdagen. Al of niet met erbij stil
te
staan. Soms is er het opzien tegen de voorbereidingen, de drukte van
die dagen.
Maar, zoals de Heere in het verleden betoonde een Helper te zijn, zo
zal Hij
zorgen voor alles ook tijdens die dagen van herdenken. Alle dingen
zullen ook
dan in Zijn Hand zijn. En dwars door al die trouwe zorg wordt het
wonder steeds
groter. Het danklied sterker. Ik dank U Heere, dat U mij vertroost. Mij
de
krachten gaf en geeft. Steeds weer. Gedenken
in de drukte van de dagen. Waarop naar de mens gesproken geen tijd van
herdenken is. Maar toch gedenken. Een danklied in het hart. Een
verwondering in
het hart. Zo groot zijt Gij. Ja zo vol trouwe zorg betoont Gij te zijn.
Tot op
deze dag. Ook deze dag. Met zelfs de genade van opmerken. Want hoe snel
zijn we
naast biddeloze bidders ook dankeloze dankers. Maar Hij geeft mij een
danklied
in het hart. Tot eer van Zijn Naam. Geboren
om Hem te loven en te prijzen. Doelmissers van nature. Godloze mensen.
Leven
zonder God. Maar door de genade van God opgeraapt. Van het vlakke van
het veld.
Vertreden in het geboortebloed. Niet geacht. Doch wat bij de mensen van
geen
waarde is, dat blijkt bij de Heere welkom. En daar slaat Hij Zijn armen
omheen.
Want Ik de Heere ben Uw Helper en anders is er geen. Het Woord blijkt
waar te
zijn. Beloftes eveneens. Niet zaligmakend. Maar wel tot troost en
bemoediging
onderweg. Gedenken.
Ik zal gedenken. Stilstaan op dagen van herdenken. Gisteren, heden.
Maar nu met
een geloofsoog omhoog. Heere, zie op mij ook in het verdere in gunst
van Boven.
Wees mij toch genadig Heere. De God van het verleden. De God van het
heden. Ook
de God van mijn toekomst. Dat
's Heeren zegen op u daal. Zijn
gunst uit Sion u bestraal. Hij
schiep het heelal Zijn Naam ter eer. Looft
looft dan aller Heeren Heer. |
|