Vest
op prinsen geen betrouwen.
De
psalmen zijn de
geestelijke apotheek. Daaruit krijgen wij houvast in dit leven. De weg
wordt
ons zo gewezen. In elke omstandigheid waarin we ons bevinden. Soms is
het een
vermaning. Soms een bemoediging. Dan heet het weer troost. Maar alles
uit de
psalmen is waar. Wanneer de Heere je het verstand geeft om de psalmen
als
leidraad in het leven te gebruiken, dan kunnen we daar bij elke
situatie op
terugvallen. Wanneer we het niet meer weten, dan zal Hij vanuit de
psalmen
spreken tot allen die het van Hem verwachten. Psalm
146 is een psalm bij
uitstek in moeilijke situaties. In een periode waarin we dreigen om te
komen in
de handen van Saul. Zoals David het in zijn leven meermalen moest
ervaren. Het
bijzondere uit het leven van David is dat de dreiging bij tijden groot
was.
Maar hij vertrouwde op de Heere en kwam uiteindelijk op de plaats waar
de Heere
hem wilde hebben. Dwars door onmogelijkheden heen. Het
is bijzonder dat de
Heere niet spreekt tot geweldige mensen. Tot mensen zonder schuld. Hij
spreekt
niet tot mensen die rechtvaardig zijn. De Heere spreekt tot mensen die
in hun
zonden en ellenden tot Hem zich ter genezing wenden. Wanneer je mag
erkennen
dat je voor de Heere hebt gezondigd en je schuld zo Hem belijdt, dan is
er
vergeving en ook een weg. Dan zal de Heere vanuit de psalmen moed en
troost
schenken. Om de weg, hoe moeilijk die ook is, verder te gaan. De
Heere laat duidelijk horen
het niet van mensen te verwachten. Zij stellen vroeg of laat teleur. Maar bij alle omstandigheden geeft Hij raad je
tot Hem te wenden. Hij weet van elks
droevig lot. En zal op Zijn tijd en wijze verandering geven. Na het
zure het
zoet. Nogmaals,
daar kan je je
niet op beroemen vanuit eigen bekwaamheden. Die worden afgeschreven.
Daar moet
je aan sterven. De Heere schenkt uit genade aan mensen die met lege
handen zijn
komen te staan. Zo
spreekt de Heere dat je
zalig bent wanneer je de God van Jakob tot je hulp hebt. Die door de
nood bij
Hem aan de deur zijn en al hun moeiten en verdriet Hem voorleggen. Daar
kan
geen mens bijkomen. Dat kan niemand, geen prinsen zelfs, je geven of je
afnemen. De Heere verschaft recht aan weduwen en wezen. En straft de
onderdrukkers
streng. Het
is herkenbaar hoeveel
haat en nijd tegen dit woord opkomt. Mensen willen dit niet horen
wanneer ze
denken op de goede weg te zijn en in hun recht denken te staan. Niet
kwijt te
willen wat ze hebben. Het is alles zo herkenbaar door de eeuwen heen.
We lazen
het bij de profeten, de priesters en de koningen. Doch tot op de dag
van
vandaag zijn daar de wonderlijke wegen van de Heere. Wegen die niet
gaan over
bergen alleen. Maar wegen die steeds opnieuw vanuit de diepte worden
gewezen.
En dat alleen om het geloof te beproeven. Het geschonken geloof wat
uiteindelijk ook niemand je kan afnemen. Wel bestrijden. En het is ook
herkenbaar dat mensen met een in hun ogen groot geloof het gevaarlijkst
zijn. Wat
ze beogen gebeurt uiteindelijk niet. Daar ligt psalm 146 aan ten
grondslag.
Vest op hen geen betrouwen. Je vindt er geen heil bij. De
Heere spreekt tot elk die
met zijn of haar moeite tot Hem komt: wreek uzelf niet. Geef de toorn
een
plaats. Mij komt de wraak toe. Leg
zo al je moeiten en je
zorgen in Zijn hand. Wees stil. Blijf er met je handen vanaf. Want de
Heere zal
het zien en zoeken. |
|