Ik zal Israël
zijn tot een Vader. Het
is altijd goed om bij de bron te blijven. Bij datgene waar het nu
eigenlijk
allemaal over gaat. Over wet en evangelie. Over de twee wegen. Over de
genade
die alle mensen is verschenen. Beginnen
bij het begin. Hoe was het ook alweer. De mens was ongehoorzaam tegen
God. En
zo is hij buiten het Paradijs gekomen. Buiten het eeuwige leven met de
Heere. En
maar één uitzicht: de dood. Maar
met de belofte dat eenmaal de Zaligmaker zou komen. Om als Middelaar
tussen God
en de mensen te staan. En ziende op Hem in het geloof zou er opnieuw
eeuwige
zaligheid mogelijk, ja zeker zijn. Waarbij mensen als in een Godswonder
teruggebracht worden tot God. Tot een zaligheid die van stonde aan
intreedt. Leven
met de Heere is leven van genade. Geoefend worden op de weg van de
zaligheid in
een weg van heiliging van het leven. Waarbij direct de belofte klinkt:
Ik zal
Israël zijn tot een Vader. En wat is groter dan in en door de Heere
Jezus, de
Middelaar, vrijmoedig tot de Vader te mogen gaan. Het Licht te mogen
zien in
een wereld die neigt naar de ondergang. Dan zingt de psalmist: Zalig
hij die de
God van Jacob tot Zijn hulp heeft. Alle dingen in het leven zullen
medewerken
ten goede, degenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn. Want
zo is het nog altijd. Daar is een uitverkiezing. Zo had de Heere Jacob
lief.
Ezau heeft Hij gehaat. Velen zijn geroepen, weinigen uitverkoren.
Denkend dat
het eeuwig wel is, en bedrogen uit te komen, is het ergste wat mensen
kan
overkomen. Doch het Woord is duidelijk. Zonder heiliging is er geen
zaligheid.
Dat kan je denken. Dat kan je jezelf wijsmaken. Dat het allemaal zo
nauw niet
ligt. Maar het ligt toch anders. Het Woord spreekt. De
Heere spreekt. Er is genade nodig om de stem van de Heere te verstaan.
En het
is een wonder als mensen luisteren naar Zijn stem. Zich op de wateren
van de
vrije genade laten drijven. Daarbij een keuze te maken in het leven.
Het hart
geheel aan Hem te wijden. En te doen wat Hij wil en vraagt. Ik
zal Israël zijn tot een Vader. Er is dus een volk wat uitverkoren is.
Een volk
wat valt onder de bijzondere genade van de Heere. Een geestelijk
Israël. En het
is niet alles Israël wat zich Israël noemt. Zo spreekt het Woord over
het
rusten op een rustbank. Over het naaien van kussentjes onder de oksels.
Over de
smalle en de brede weg. En zij zijn zalig die dit leren verstaan. God
is een Licht. Hij schenkt uit Zijn volheid genade voor genade. Hij is
een Vader
voor al de Zijnen. Die in een donkere wereld leven naar Zijn wil en
wet. Die
Zijn wet betrachten en in Zijn wegen gaan. Nee, dat is geen gemakkelijk
leven
altijd. Het Licht verdraagt het duister niet. En omgekeerd. Doch
niemand zal ze
uit Zijn hand rukken. Hoe donker de weg kan zijn, hoe dwaalziek mensen
in hun
oude natuur, God brengt de Zijnen veilig bij Hem Thuis in het eeuwige
Vaderland. Doch, er moet veel strijd gestreden zijn, veel leed geleden
zijn,
wil het einde eeuwig vrede zijn. Hoe
was het ook alweer. Gevallen uit God. Uit God, Die in Zijn goedheid en
grote
liefde Zijn Zoon naar de aarde zond. Die een weg opende om weer tot
Zijn kind
aangenomen te kunnen worden. In een heilsplan wat van eeuwigheid is
opgesteld.
Ik wil.....en zij zullen....... En
allen die in het geloof tot Hem worden geleid in de weg van de
waarachtige
bekering zal Hij tot een Vader zijn en blijven. Een liefdevol Vader.
Die Zijn
kinderen nooit meer los zal laten. Die altijd alles van Hem mogen
verwachten.
Daartoe is een vrijmoedige toegang tot de troon van Zijn genade. |
|