Leer
mij Uw weg o Heere. Het
wandelen in de wegen van de Heere is en blijft een leerschool. De
ervaring
leert hoe snel we weer van het goede pad af zijn. Hier in dit leven
nooit de
strijd tegen dat hoogmoedige hart te boven komen. De strijd tegen het
beter te
weten dan. Is
het niet in het denken dat we beter zijn dan de ander. Dan is het wel
dat wij
onze afkomst vergeten. Het is immers genade wanneer de Heere naar ons
om heeft
gezien. En het is nog groter genade dat Hij niet loslaat wat Zijn hand
is begonnen.
Ja dat Hij het nooit moe wordt met zulke mensen van doen te hebben.
Immers zijn
wij mensen dwaalziek. Is ons verstand verduisterd. En gaan mensen met
genade
nog dagelijks de verkeerde kant op, zo de Heere het niet verhoedt. In
gedachten, in woorden en in werken laten we zo dikwijls die oude mens
opstaan
in alle hevigheid en leven we het leven wat de Heere in Zijn Woord
verbiedt. Dit
geldt niet alleen jong. Maar ook oud. De
dag te beginnen in afhankelijkheid van de Heere is zo nodig. De bede
zal blijven:
leer mij Uw weg o Heere. U voorop. En ik achter U aan. Maar het is ook
niet
anders dan de dag af te moeten sluiten met schuld. Juist dat geeft een
bukkend
en buigend leven aan de genadetroon van de Heere. Wees mij, de zondaar, genadig. Dagelijkse genade leert
klein te zijn en te blijven in de ogen van de Heere. Genade maakt geen
grote
mensen. Genade maakt almaar kleiner. Geeft meer en meer de verwondering
in het
hart. Dat de Heere toch om wil kijken naar zo'n mens als ik ben. Een
juichend christendom is hier op aarde niet aan de orde. Maar ik zal
eeuwig
zingen van Gods goedertierenheden. Straks. Als we in de volkomenheid
bij de
Heere mogen zijn. Om dan het uit te wonderen dat het de Heere was Die
in alle
omstandigheden van het leven trouw bleef. Ondanks mijn dagelijkse
ontrouw. De
Heere wijst de weg. Een mens van nature gaat een eigen weg. De Heere
roept een
halt toe. Zoals Simson eens zijn beide ogen moest missen. En in het
gevangenhuis ging inleven welk een schuld hij op zich had geladen. Het
was
genade dat hij dat mocht inzien. De Heere had hem ook door de dood weg
kunnen
nemen. Hij leerde het bidden. Om nog eenmaal door de Heere geholpen te
worden.
En de Heere verhoorde dat gebed. Verwondering
en aanbidding blijft over. Heere, U bent groot en goed. Dat doet bukken
en
buigen. Steeds opnieuw. We
hebben het geleerd. In het geestelijk leven is er de staat en onze
stand. De
staat van ons geestelijk leven. Om nu in of buiten Christus voor God
rechtvaardig te zijn. Onze stand in het geestelijk leven. Om nu
dichtbij of
veraf van Hem ons te bevinden. De trouw van de Heere voor allen die Hij
van
eeuwigheid heeft verkoren. En in het leven vroeg of laat Hem doet
vinden. Hem
doet kennen en liefhebben. Meer en meer. Omdat Hij hen eerst liefhad.
En het
werk wat Zijn handen begon niet loslaat. Die in Christus worden
gevonden mogen
weten van de beloftes vanuit het Woord. Ik zal u niet begeven en niet
verlaten.
Die buiten Hem zijn worden genodigd. Ik heb u op de fluit gespeeld.
Maar gij
hebt niet gewild. Menend
binnen te gaan, en straks bedrogen uit te komen. Daar tegenover allen
waar het
een wonder voor is. Een wonder voor blijft. En eenmaal een eeuwig
wonder voor
zal zijn. Waar zo velen verloren gaan. Mij heeft Hij uitverkoren.
Gevoerd uit
het modderig slijk. Mij op een rots gezet. Waar ik met vaste tred. Die
jammerkolk ontwijk. Het
leven met de Heere is geen geplaveid pad. Het zal altijd een strijd
blijven.
Een gaan met de bede in het hart. Leer mij Uw weg o Heere. Zie of in
mij een
schadelijke weg is. Leid mij op de eeuwige weg. O Heere verlos mij uit
de
banden. Verlos mij van de boze. Maar
het is niet zonder hoop. Want het leven met de Heere houdt meer in dan
strijd
alleen. In alle tegenspoeden groeien ze op. Genade wordt meer en meer
geleerd
in de diepte. In de moeiten. En in het verdriet. Gelouterd door het
lijden.
Gelijk het zilver beproefd. God vraagt Zijn beeltenis terug. Wat de
mens in het
Paradijs heeft verloren. En zonder die heiligmaking is er geen
zaligheid. |
|