Jezus
alleen. Het leven der genade kenmerkt zich door een volledig uit handen kunnen geven van je leven. Dat is niet iets wat mensen direct verstaan. Ze denken het wel, belijden het ook. Er kunnen inderdaad momenten in het leven zijn waarop dit in beoefening lijkt te zijn. Maar al snel blijkt dat men toch de Heere weer graag een handje helpt. Of, anders, opnieuw eigen wegen gaat. Waarin men ook nog vraagt of de Heere mee wil gaan. Toch gaat ieder blijvend dezelfde weg van leren en afleren in deze. Om het geloof te beoefenen dat je veilig bent in de handen van de levende God. Hoe moeilijk het ook is, met de Heere gaat het altijd goed. Mensen denken zichzelf van huis uit wel aardig te kunnen redden. Ook na het ontvangen van genade blijft dit vaak zo. Ze spreken wel over de hulp van de Heere die ze zo nodig hebben, maar hoe dit in hun leven wordt beoefend blijft altijd de vraag. Laten we de diverse
opeenvolgende stappen in het leven
eens nagaan. Voor iedereen is het duidelijk dat een mens van nature een
eigen
weg door het leven gaat. Hij denkt niet over God of gebod. Hij handelt
naar het
goed denken van zijn eigen hart. Door Gods genade komen er
werkzaamheden in het
leven. Men krijgt indrukken van dood en eeuwigheid. Men wordt bevreesd
voor een
eeuwig oordeel. Ja, zo begint het. Door Gods genade kan er dan een
radicale
omkeer in het leven komen. Men weet dat het op de oude weg doodloopt.
Men doet
als Ruth een duidelijke keuze. Doch, helaas, het komt niet verder. Men
wil met
behoud van eigen gedachten en inzichten de weg vervolgen. En dit kan
niet. Dat
wordt in het verdere geleerd. Op de weg die ten hemel zal moeten leiden
komen
aanhoudend lessen. De oefeningen. Want je komt niet zomaar in de hemel.
Er zal
een bruiloftskleed moeten komen. Dat zal in dit leven pasklaar gemaakt
worden.
Wanneer we echt bij de Heere horen, we zullen in de weg van de
heiligmaking
gaan leren wat dit inhoudt. De Heere vraag niet een klein beetje van
ons hart.
Hij vraagt het geheel en al. Na wat indrukken en misschien wel een bijzondere ervaring denkt men eeuwig te zullen zingen van Gods goedertierenheden. Dat die bijzondere ervaring in het leven nog moet worden uitgewerkt, daarvoor is men blind. Men heeft te doen met anderen. En meent zijn eigen staat veilig. Het is vrede, vrede en geen gevaar. Men gaat zijn weg door het leven. En in de nood, ja dan wil men wel graag dat de Heere helpt. Zo is het. De mens maakt zelf zijn weg door dit leven uit. En de Heere mag hem helpen. Zo is er dus een verandering gekomen. Eerst deed ik alles alleen. Nu mag de Heere me helpen als het nodig is. In het vervolg laat
de Heere in nieuw onderwijs zien dat
het dan steeds opnieuw een doodlopende weg zal worden. Het moet verder.
De
Heere wil niet een God in nood alleen zijn. Hij zoekt Zich in het
gehele leven
de eerste plaats. Natuurlijk komen al Gods kinderen steeds opnieuw van
een doodlopende weg terug. Maar nooit zonder
oefeningen. De Heere spreekt vroeg of laat: Tot hiertoe en niet verder.
Hij
laat de mens net zolang zijn eigen weg vervolgen tot Hij het moment van
ingrijpen goed denkt. Er moet uiteindelijk worden geleerd: Niet ik,
niet ik en
een beetje hulp van de Heere. Maar de Heere alleen. Hij leidt mijn
leven. Hij
bepaalt mijn doen en laten. Ik moet leren volgen. Onverbeterlijke
mensen zitten
er steeds weer met hun handen tussen. Dat zullen ze in het verdere
ervaren.
Toch houdt de Heere niet op hen blijvend op te zoeken. Zodat het
eenmaal wordt:
Niet ik, niet ik en Hij, niet Hij en ik, maar Hij alleen.
|
|