Benauwd
van alle zijden Het volk van Israël ging de
weg door de woestijn. Ze moesten veel ondervinden. Veel leren. Het waren soms
tijden dat ze met elkaar van kracht tot kracht gingen. Een andere keer waren de
klachten niet van de lucht. Soms gingen ze in het geloof ooit in het beloofde
land aan te komen. Dan weer twijfelden ze of dat wel waar zou zijn. Meermalen hadden ze spijt op
reis te zijn gegaan. En toch was dit het volk dat de Heere apart had genomen. Waar
Hij Zijn bijzondere bemoeienis mee had. Ze waren een volk alleen. Soms benauwd
door al de ander volken om hen heen. Ja, juist dat benauwde hen zo vaak. Meermalen dachten
ze om te komen. Om te komen in de handen van hen die veel sterker waren dan
zij. Toch kwam er altijd weer
uitkomst. Niet omdat ze daar zelf voor zorgden. Maar omdat dit beloofd was door
een getrouw en waarachtig God in de hemel. Hij had hen door een machtige arm
uit Egypte verlost. En Hij bleef de God van ja en amen. De God Die had gezegd:
Ik ben Die Ik ben. Nooit zou Hij de Zijnen vergeten of verlaten. Echter, dit
moesten ze steeds weer in de weg van het wonder gaan ervaren. In een weg van
nooit gedacht en nooit verwacht. In een weg van omkomen in eigen oog. In een weg van moedeloosheid en opstand. Zodat
de Heere alleen de eer zou krijgen voor Zijn trouwe zorg en liefde aan hen
betoond. Tot op de dag van vandaag is
de weg van het volk des Heeren gelijk. Al Gods kinderen gaan de weg door de
woestijn van het leven. En allen moeten ze leren wat ook dat volk destijds
meemaakte. De weg van hoogtes en dieptes in het leven. De weg van voor- en
tegenspoed. Maar bovenal in het alleen staan. Om het alles van de Heere alleen
te verwachten. Op geen mens te vertrouwen. Om te ervaren dat je daar altijd mee
omvalt. Ja om de uitkomst altijd weer te ervaren in de weg van het wonder. Ze krijgen allen in dit
leven te maken met de doornenkroon die de Heere Jezus moest dragen. In dit
leven is er de pijn en het verdriet hierdoor, waarvan Gods Woord zo duidelijk
spreekt. Tot op de dag van vandaag zullen zij die tot ‘s Heeren volk behoren moeten
leren dat in henzelf geen kracht is te dragen wat hen zo zwaar drukt. De last
van Zijn doornenkroon heeft de Heere gedragen.
En zou Hij dan geen weet hebben van doornen die gelegd zijn in het leven van
hen die Hem liefhebben? Hij zal zorgen dat ze niet ten onder gaan. Hij zal hun
val niet gedogen. Hoe donker ooit de weg moge wezen, Hij ziet in gunst op die
Hem vrezen. Hoe moeilijk het bij tijden ook is om te geloven en te vertrouwen,
hoe lang het ook duurt voor er (opnieuw) uitkomst is. De Heere leidde Zijn volk
alleen. Alleen gaan is niet iets wat mensen prefereren. Graag horen ze ergens
bij. Graag hebben ze mensen om zich heen. Doch we lezen in Gods Woord, nogmaals,
de Heere leidde hen alleen. Juist in een weg van alleen gaan en alleen staan
worden door de Heere de meeste lessen geleerd. Maar zo wordt ook de meest bijzondere
zorg ervaren. |
|