Eén
ding ontbreekt u. We
denken alles wel te
bezitten. We voelen ons gevleid en geliefd. Hebben het ontzettend met
onszelf
getroffen. En leven voor het vaderland weg. Zeker, met een vroom
praatje en
veel goede werken komt het met ons zeker goed. Zo denken we. En zo
presenteren
we ons ook. Genietend van alle lof en eer die ons ten deel valt. Ja,
waar we in
wezen ook nog op uit zijn. We staan in de voorste gelederen. Iets te
leren is
er voor ons niet meer. We weten het wel. En wee diegene die ons in onze
ogen
bekritiseert of een op- of aanmerking aan ons durft te geven. Maar
één ding ontbreekt ons.
Het
klinkt als een hard
woord. Als een spottend woord. Doch soms is het goed de vinger eens op
de zere
plek te leggen. Iedereen
weet wat het doet
als dit aan ons lichaam gebeurt. Een vinger op de zere plek. We
schreeuwen het
uit van de pijn. Doch we hebben niet alleen een lichaam. We hebben
meer. Onze
geest die in ons is. Ons karakter. Onze psyche. En zoals geen lichaam
gelijk
is, zo is ook van al het andere genoemde niets gelijk. Geen mens is
hetzelfde.
In geen enkel opzicht. Doch van nature missen we allen hetzelfde. Eén
ding ontbreekt ons. De
ene mens geniet van het
staan op de voorgrond. Een ander is tevreden met het laagste plekje. De
één
geniet van voorspoed. Terwijl een ander bang is in de voorspoed de
Heere kwijt
te raken. De één is een sterkte persoonlijkheid. De ander is kwetsbaar
en voelt
al snel eigen tekort. Doch
één ding ontbreekt ons. Enerzijds
hebben we een
beeld van onszelf. Al of niet gevoed door de mensen om ons heen. Aan de
andere
kant hebben anderen een beeld van ons. Een beeld hoe
mensen denken dat wij op anderen overkomen.
Wat kunnen we ons daarin vergissen. We plaatsen de één in het ene hokje
en de
ander in het andere. En durven ook nog naar ons eigen opmerken de ander
in een
kwaad daglicht te stellen. Doch
één ding ontbreekt ons.
En
over dat ene ding kunnen
we kort en duidelijk zijn. Want in ons leven draait het om de liefde.
De
liefde, die als eerst vrucht van het leven met de Heere openbaar komt.
De
liefde tot God. De liefde tot de naaste. Maar ook de liefde tot
onszelf. De
liefde is het werk van de
Heilige Geest. Deze overtuigt ons van de breuk die er door de zonde is
gekomen
met God. Die God Die we door de werking van de Heilige Geest zo lief
leren
krijgen. Maar waar we niet bij kunnen komen. Want er ligt een grote
schuld.
Door genade mogen we leren dat we veilig zijn in Jezus’ armen. En
wanneer we
dat mogen zien wordt als eerste de liefde in ons hart uitgestort.
Liefde tot
God. Liefde tot de naaste. Wat zich openbaart in gunning. Liefde
wordt in 1 Cor. 13 zo
duidelijk uitgelegd. Liefde zoekt niet zichzelf. Maar altijd de ander. Niet
in een weg om er beter
van te worden. Maar met de hartelijke begeerte dat die ander er beter
van
wordt. |
|