Geen
biddag zonder schuld. We
lezen in de Bijbel over
de biddag van de tollenaar en de farizeeër. Beiden spraken ze
hun gebed uit. De
één kwam met datgene wat hem wel recht gaf op de
zegeningen van de Heere. Hij
was goed. Hij hield Gods geboden. De ander daarentegen kwam met zijn
zondig
bestaan. Vanuit die beleving van zijn hart smeekt hij of de Heere hem
alstublieft
genadig wil zijn. Deze twee mensen tonen ons zo duidelijk met welk
onderscheid
mensen de biddag tegemoet kunnen gaan. Uit gewoonte? Of uit de nood
van het
leven. Maar het leert ons ook welke de gestalte is die de Heere
aangenaam is. Van
onszelf lijken mensen op
de farizeeër. Ze hebben de hoogmoed meegekregen krachtens hun
geboorte. Ze
lijken in niets op deze tollenaar. Men vindt dat het allemaal met hem
of haar
nog wel meevalt. Men acht zich eigenlijk zogenaamd boven de tollenaar
te staan.
Men is beter. Men doet beter. Men maakt het beter. Men schuwt deze of
gene. Ja,
eigenlijk schaamt men zich voor hen. Men heeft niet in de gaten dat een
hardheid hen eigen is die met liefde niets heeft te maken. Een houding
die geen
vrucht is van genade. Welke niet boven maar onder mensen leert staan.
Wanneer
wordt geleerd dat het genade is niet in de zonde te zijn gevallen
waarin
anderen vielen. Wanneer de Heilige Geest dit zou tonen, men zou
wegzinken in
schaamte en verlegenheid. En van de gestalte die de
farizeeër aan de dag legde zal geen sprake
meer zijn. Alle eigen schuld en tekort zou voor ogen worden gesteld. Gods
Woord leert ons dat het
noodzakelijk is onszelf
te onderzoeken.
Het leert ons ook om in een biddag voor gewas en arbeid met onze
onwaarde te
komen. Met onze schuld en ons tekort. Dan wordt het ook nood in het
leven. En
krijgt de biddag de juiste plaats. Het is niet gewoon dat we alles maar
krijgen
in het leven. We zijn geen rechthebbende mensen. Maar, daarentegen,
rechteloos. Om het
alles
alleen van de Heere te
verwachten uit genade is genade. In boetedoening van
zonde en schuld. Aan Hem Die het alles
altijd zo wel maakte. Die nooit deed zoals wij. De
Heere wacht om genadig te
zijn. Ook op de biddag voor het gewas en arbeid. Ja, juist op deze dag.
Hij
ziet naar het binnenste van mensen. Hij ziet het hart aan. Wij kunnen
door
mensen niet heenkijken. Maar Hij weet van de waarheid in het binnenste.
Hij
wacht om genadig te zijn. Dat kan alleen wanneer mensen komen als een
tollenaar. Aan rechthebbende mensen heeft Hij geen boodschap. Dan
alleen deze: bekeert
u van uw boze weg en leef!! De
biddag nadert. De biddag
voor gewas en arbeid. Is het uit de nood van het leven? Of komen we nog
steeds als
een farizeeër. |
|