De blijdschap
van het geloof Er is zeker een
blijdschap van het geloof. Geen mens is
iedere dag hetzelfde gesteld. Zo zal dit ook zijn met Gods kinderen.
Doch wie
nog nooit de vreugde heeft ervaren van het zeker weten dat de Heere
voor hem
strijdt, het valt te bezien of het geestelijk leven wel is gebaseerd op
het
verlossingswerk van de Heere Jezus. Op Zijn opstandingskracht. Zou Hij
Zijn
kinderen door dit leven laten gaan met niet anders dan tranen? Al Gods
kinderen
worden verlost uit de grootste ellende. En gezet in een nieuw godzalig
leven.
Waar ze het uitroepen: Eén ding weet ik, dat ik blind was en
nu zie. Het is dan
ook een leugen dat het een vrucht van genade is om een heel leven met
de neus
op de grond te lopen. Zwarte kleren is ook geen teken van genade. De
Heere
heeft alle kleuren gemaakt. En zouden wij ze dan niet mogen liefhebben?
Natuurlijk zullen er in het leven momenten van klagen en wenen zijn.
Wie kent
het niet? Maar als we mogen zingen: Gij zijt verlost, God heeft u
welgedaan,
zou het dan geen zaak van grote vreugde zijn? Zou de Heere dan twee
keer in
dezelfde benauwdheid brengen? Zeker staan er klaagliederen in het boek
van de
psalmen. Maar evenzo zijn er de lofliederen. Zouden deze dan niet
uitbundig
gezongen mogen worden? O
zeker, er zijn mensen die veelal
treurend over de aarde gaan. Maar aard en karakter is niet voor een
ieder
gelijk. Er zijn predikanten die zondag aan zondag hun gemeente
onderwijzen in
de noodzaak van nederig en bedrukt te gaan. Onzin. Pure onzin. Bij
tijden leren
al Gods kinderen zingen van genade. Van het grote goed dat is weggelegd
voor
die de Heere vrezen. Van hun hoop en verwachting in de grootste
smarten. En
wanneer het Woord spreekt van blijmoedig het kruis te dragen, dan is
dat iets
wat in de beoefening velen niet begrijpen. Het is zelfs vaak zo erg dat
de
meest rechtse godsdienst het niet kan geloven dat de Heere zo werkt.
Vrolijk
zijn, blij zijn, lachen, humor, het hoort ECHT allemaal bij geestelijk
leven.
Hoop en verwachting. Zou de dichter het anders zingen: Zo ik niet had
GELOOFD
dat in dit leven mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou? Soms
lijkt het wel of hele
gemeentes elkaar achterna lopen. Alsof ze krampachtig vasthouden aan
gedachten
en inzichten die geen enkele verlossing en vrijheid accepteren. Het
lijkt wel
alsof het een must is dat er als een Heman dood brakende gedurende een
geheel
leven moet worden gegaan. Als een blinde de blinde leidt, ze vallen met
elkaar
in de gracht. En het evangelie doet door het ongeloof geen enkele
kracht. Er
wordt niet anders dan klagen en steunen, ach en wee gehoord. Zeer zeker
zal
ieder geoefende christen de momenten kennen waarop hij het zogenaamd
niet meer
kan bekijken dat hij een gekende van de Heere is. Ja, het kan zelfs zo
zijn dat
hij niet meer kan geloven dat er wel een God is Die ooit in Zijn leven
is
geweest of heeft gesproken. Maar in die dieptes groeit altijd de mirte.
En de
Heere zal zeker op Zijn tijd en wijze opnieuw met Zijn genade en
daarbij
behorende licht en blijdschap terugkomen. Er
zijn mensen, die zich
vastklampen aan slechts bepaalde gedeelten uit het Woord. Dit zijn de
zogenaamde wettische en veroordelende teksten. Het Woord bestaat niet
alleen
uit de wet. Tegenover zijn verdoemende kracht staat het lieflijke
evangelie van
vrije genade. Welke waarde heeft dit wanneer men doet voorkomen alsof
er geen
mensen meer tot bekering komen? De wet verdoemt. Maar Christus is
gekomen om de
wet te vervullen. Met Zijn leven heeft Hij betaald voor de zonden van
diegenen
die in Hem geloven. Door het geloof in de Heere Jezus is er vrijspraak
en het
daarbij behorende nieuwe leven. Hier beneden is de hemel niet. Er moet
nog
gestreden worden tegen de zonde, de wereld en het boze hart. Maar die
volhardt,
die wint. Na het zure komt het zoet. Zoals Jozef na zijn vernedering
hier reeds
mocht delen in de verhoging, zo zullen op Gods tijd en wijze al Gods
kinderen
ervaren dat in Christus hun kracht ligt. Als nieuwgeboren mensen zullen
ze
iedere dag getuigen van datgene wat hen is geschonken. In het kruis zal
ik
eeuwig roemen. Geen mens zal mij verdoemen. |
|