De
hand in eigen boezem. Het
is heel herkenbaar. Hoe men het voor de ander in kan vullen. De vinger
uitgestoken naar deze en gene. En het is ongelooflijk wat er allemaal
aan
mankeert. Laat ik het enigszins milder zeggen: wat er allemaal fout zou
kunnen
gaan bij die ander. Laat ik het een waarschuwende vinger noemen. Denk
erom dat
je dit niet doet. En dat je dat laat. Dat alles geldt, ik zei het al,
die
ander. De priemende ogen zijn gericht op elkeen die het pad kruist.
Maar ook
elke mogelijk onbekende krijgt een steek. Het is immers zo goed
mogelijk dat
deze of gene een scheve schaats rijdt. Ja, zou kunnen rijden. Wat
ontbreekt aan een dergelijk referaat zijn de bekende vingers die naar
jezelf
wijzen. De ene naar een ander. Een mogelijke ander. Maar de andere
drie.......ze worden niet gezien en niet gevoeld. Het komt niet en
nooit verder
dan die ander. Zeker in een bevoorrechte positie merk je het zo vaak
op. Ouders
naar hun kinderen. Leden van de regering naar hen die geacht worden hen
te
gehoorzamen. Predikanten in een leerpreek. En zo zijn er nog tal van
mogelijkheden.
Anderen
onderwijzen. Anderen de weg wijzen. Anderen op de korrel nemen. En wie
gaat dan
vrijuit. Toch
is er een andere kant van het verhaal. Wie ben ik zelf. Waarin
veroordeel ik
die ander en ben ik zelf. Het is zo herkenbaar. De overtredingen van
die ander
zien. Maar het is ook zo herkenbaar: je eigen fouten en gebreken niet
willen
zien of goed praten. En laat een ander je er niet op wijzen. Dan is
echt Leiden
in last. Het tast naar je gevoel je positie aan. Het
is een oproep aan een ieder vanuit het Woord: onderzoekt uzelf nauw.
Ja, zeer
nauw. Niemand uitgezonderd wordt het voorgehouden: wie bent u dat gij
een ander
oordeelt. Het is niet zo dat we niemand mogen aanspreken op het gedrag.
Waarschuwen voor dat waarin gevallen kan worden. Of voor dat waarin men
daadwerkelijk
is gevallen. Doch het is daarbij zeer
noodzakelijk
jezelf kwetsbaar op te stellen: ik ken mijn eigen hart. Juist
dat is wat zo vaak wordt vergeten. De hoogmoed van huis uit wil
zichzelf niet
zien als zondaar. Hij of zij zal niet vallen in de kuil die er voor
ieder ander
is gegraven. De Heere leert echter anders. Elk mens is zondaar. Ieder
mens is
van nature van dezelfde lap gescheurd. En alles waar
je een ander voor waarschuwt is reden
naar jezelf te kijken. Het
kennen van het eigen hart vervult met liefde tot de naaste. Waar ik
voor
bewaard moet blijven is me bekend geworden. Waar ik in ben gevallen is
me
duidelijk voor ogen gesteld. De gevolgen van de zonden wegen zo zwaar.
Er is
vergeving voor de zonde. Maar berouw gaat daaraan vooraf. Wee mij , dat
ik zo
gezondigd heb. Een
mens is geloofwaardig in zijn waarschuwingen als hij zichzelf ziet als
de
grootste van de zondaren. Wanneer hij zo openbaar komt. Niet staande
boven wie
dan ook, maar in het innemen van de laagste plaats. Dat vraagt respect.
En doet
meer dan welke waarschuwing zonder dat. Uit
welke hoek komen onze zogenaamde waarschuwingen. Uit welke hoek komt
ons zogenaamd
bewogen zijn met mensen. Ons schreeuwen en wijzen met onze vinger. Het
is van
tweeën één. We laten ons zo zien omdat we die ander wel eens zullen
onderwijzen. Of we zijn bewogen met die ander, omdat we ons eigen hart
kennen
en weten uit welke grote nood en dood wij verlost zijn. De
hand in eigen boezem steken. Wat
lost dit veel op. |
|