Gaven
en talenten. Het
is Paasfeest geweest. We
zijn onderweg naar Pinksteren. En wat is nu het grote geschenk van
Pinksteren.
De uitstorting van Gods Heilige Geest. En wat mogen we nu ons bedenken
bij die
uitstorting van Gods Geest? O, natuurlijk, de Heilige Geest overtuigt
mensen
van zonde en schuld. Hij doet hen vluchten tot Jezus. Om verlost te
worden van
alles wat een verzoende verhouding met God in de weg staat. Er
is echter meer. Met
Pinksteren mogen we gedenken dat de Heere vanuit de hemel de gaven
uitdeelt.
Gaven en talenten. De één 10, de ander 20 en een volgende 100. En in
Gods
Koninkrijk zijn ze alle nodig. Het kleinste talent kan worden tot een
enorme
bijdrage. Ik
stel me het zo voor als
een huis wordt gebouwd. Wat zijn daar veel mensen voor nodig. Een
tekenaar. Een
aannemer. Een metselaar. Een schoonmaker. Elk heeft de talenten die
nodig zijn
tot het bouwen van het huis. En elk doet het werk waar hij of zij
verstand van
heeft. Ja,
zo kan je het ook toepassen
op het huis waarvan de Heere de Bouwmeester is. Hij geeft al de Zijnen
talenten. En met de hen geschonken gaven hebben ze te arbeiden in Zijn
Koninkrijk. Niet om er minder van te worden. Nee, om bij de gaven die
ze
ontvangen hebben andere te voegen. Het
is een gegeven dat in
dit leven er diegenen zijn die niet tevreden zijn met de gaven die zij
hebben
ontvangen. Ze zijn jaloers op anderen die in hun ogen meer hebben en
daardoor,
nogmaals in hun ogen, meer zijn. Ze zijn zich niet bewust zich te
bezondigen
aan het tiende gebod. Immers heb je niet te begeren. Je hebt tevreden
te zijn
met de talenten die jij hebt ontvangen. Te woekeren met jouw talenten.
En niet
te verzuren door talenten die een ander heeft gekregen. Wat brengt
jaloezie en
hebzucht veel verdriet en pijn teweeg. De
Heere bepaalt wie hij wat
geeft. En Hij geeft ieder dezelfde opdracht. Wanneer Hij terugkomt,
wanneer
rekenschap moet worden gegeven, is het niet de bedoeling begraven
talenten Hem
te tonen. Daar heeft Hij ze niet voor gegeven. Hij zal vragen naar
datgene wat
je ermee hebt gedaan. Dat heet de vrucht. Naijver
en jaloezie weerhouden
je ervan om de Heere te eren met datgene waartoe Hij jou persoonlijk
heeft
geroepen. Het staat je in de weg. Je kunt niet langer dankbaar zijn
voor
datgene wat jij hebt gekregen. Je hebt er eenvoudig genoeg geen zin in
om daar
wat mee te doen. Talenten
gebruik je niet tot
eer en aanzien. Het zal zijn als het lied wat zingt: jij in jouw klein
hoekje
en ik in het mijn. Mensen die eer en aanzien zoeken met datgene wat ze
menen te
doen zijn niet de bouwers aan het huis van God. We lezen dat er bij de
bouw van
het huis des Heeren geen hamerslag werd gehoord. Zo, in alle stilte,
bouwen de
arbeiders in Gods Koninkrijk. Gaven
en talenten zijn een
geschonken goed van de Heere. Dat alles om te gebruiken tot eer van
Hem. Niet
om er zelf eer mee te behalen. Natuurlijk kan er in het hart een
danklied
klinken. Wanneer je mag ervaren hoe de Heere zelfs jou wil gebruiken in
Zijn
Koninkrijk. Niet met iets van jezelf. Maar met datgene wat je eerlijk
van Hem
hebt ontvangen. |
|