Je
ziel als een buit uitdragen. Het Woord is duidelijk. De Heere is uit op ons eeuwig behoud. Natuurlijk willen we daar allen in delen. Om onze ziel eenmaal als een buit uit te dragen. Maar wat is dan de gebruikelijke weg van de Heere. Hoe geeft Hij de vervulling van datgene wat Hij heeft beloofd. Laat ik bij het begin beginnen. Mensen hebben het heel goed naar hun zin op deze wereld. Ze leven hun leven en het gaat goed. Aan geld geen gebrek. Eten en kleding te over. Werk genoeg. Ja het is fijn te vertoeven op deze aarde. Maar,
de Heere kijkt al die mensen gade. En in Zijn liefde
gaat Hij spreken. Zijn stem klinkt elke dag. Doch
wie hoort Zijn woorden en merkt ze op? Hier een
ziekbed. Daar
wordt een geliefde weggenomen. Er komt ontslag en het werk is voorbij.
Kortom,
kleine en grote slagen komen in het leven. Alle dingen die de Heere
werkt.
Daarboven staat Zijn belofte: Opdat gij uw ziel als een buit zou
uitdragen.
Maar wie stelt nu zijn oogmerk in de dag? Nogmaals,
wanneer de Heere met Zijn belofte is gekomen, er volgt een weg van
afbreken. De eerste slagen worden gevoeld. En al snel denkt men dat het
dit dan
wel zal zijn. De Heere komt om wat dingen. Hij komt om veel dingen. Er
volgt
opstand. Er is verdriet. Maar, wanneer er gezien wordt op de belofte,
het is te
dragen. Een weinig onderwijs erbij. En goedkeurend wordt geknikt. Ja,
de Heere
doet het goed. Het is met recht een afbrekende weg in het leven
geworden. Zo
menen velen de hemel in te gaan. De Heere heeft gegeven.
Hij heeft genomen. De Naam van de Heere zij geloofd. Maar,
de Heere gaat verder doorwerken. De volgende slagen
worden gevoeld. Het houdt niet op. Verdwaasd kijken mensen om zich
heen. Vragen
rijzen op. Heere, waarom? Waarom Heere, waarom dan datgene wat nu
gebeurt. En
in de paniek die volgt raken velen de weg kwijt. Want wat nu gebeurt
wil men
niet. Bij alles wat werd afgebroken was er nog het behoud van zichzelf.
Men kon
nog praten. Men kon nog vroom praten. Men wist nog zo goed te vertellen
hoe de
Heere werkt in een afbrekende weg. Doch in de wegen die de Heere nu met
een
mens gaat wordt hij zelf afgebroken. Het gaat zijn persoon aan. Zijn
innerlijk.
Zijn hart. Hij moet gaan zien dat alles wat hij nog in zichzelf heeft
voor God
niet kan bestaan. Zijn hoogmoed, zijn grootspreken, zijn vroom praten.
Ja, het
zichzelf op de been houden. Alles, ja alles moet hem tot schuld worden.
Hij
gaat inzien dat de Heere geen grote en met zichzelf ingenomen mensen
wil. Hij
zoekt het gebrokene, het verbrokene op. En dat heelt Hij op Zijn tijd
en wijze.
Door alle boze en verkeerde lusten wordt een streep gehaald. Niets en
niets wat
voor de Heere niet kan bestaan zal gespaard worden. De Heere gaat net
zolang
door tot een mens uitgekleed op de grond voor de Heere ligt. Net zolang
tot hij
met een van schuld verslagen hart het niet meer weet. En dan, ja dan is
het de
tijd voor de Heere om in te grijpen. Dan wordt die grote en verheven
mens als
een klein kind aan de hand van zijn vader verder de weg gewezen. Dan
wordt
beleden wat Job
eenmaal zei: Nu ziet U
mijn oog. Ik heb berouw en verfoei mij in stof en as. Alleen deze weg
van
afbreken van alles van jezelf zal eenmaal ons onze ziel als een buit
doen
uitdragen. |
|