Het
omgaan met elkaar. Door
het Woord en door Gods
Geest worden we ontdekt aan onszelf. We zien wie we zijn. Wat we doen
en hoe we
leven. Het wordt een onderdeel van de strijd tegen de driehoofdige
doodsvijand.
Ons eigen ik. Zoals we van nature zijn kunnen we niet voor God bestaan.
Maar
nemen we ook in de contacten van alle dag een plaats in die niet van
het leven
met Hem getuigt. Alleen het leven waarin de Heere de hoogste plaats
inneemt zal
dit doen zien. Dat leven is en blijft altijd vol tekort en schuld van
onze
kant. Daarom is daar de levenslange strijd tegen ons eigen hart. Niet
alleen in
ons doen en laten maar ook in het omgaan met elkaar. Waarbij we vooral
tegen
ons karakter aanlopen. Een karakter wat we vaak niet eens zien. Al zal
ons
karakter blijven zoals we zijn, het zal in een loutering ook geheiligd
worden.
Een leeuw wordt een lam. Maar omgekeerd zal ook een te toegeeflijk
karakter als
schuld kunnen worden ervaren. En veranderen. Het is het wonder van
genade in
het persoonlijk leven. Ook al lopen we nog duizend keer of dagelijks er
tegenaan. De strijd is begonnen en zal blijven tegen wie we zelf zijn.
Praktijk
is dat mensen van nature altijd maar bezig zijn met die ander. De ander
die we
maar niet naar onze hand kunnen zetten. Elk mens gaat anders met een
ander om. Maar om
de ander te accepteren zoals hij of
zij is, dat is ook weer een leerschool. Geen mens is gelijk. En gooien
met
stenen omdat die ander niet doet wat wij zo graag zouden willen is niet
naar
God. Het enige wat telt in het leven van de genade, in het leven met
God, is de
liefde. De bewogenheid. De liefde maakt openbaar wat in het hart leeft.
Daarom
is het ook altijd van belang naar onszelf te kijken wanneer we te maken
krijgen
met mensen. Niet eenmaal, niet tweemaal, doch duizendmaal. Nu
kan het voorkomen dat bijvoorbeeld
in een familie bepaalde karakters voorkomen in de lijn van de
geslachten.
Karakters die, wanneer ze samen gaan, botsen. Ik noem maar de
hoogmoedige
karakters. De dwingende karakters. De betweterige karakters. Het vraagt
heel
veel zelfverloochening van één partij om toch met
elkaar in contact te blijven.
Nogmaals, zolang we op het standpunt blijven staan van ons gelijk het
zal goed
gaan zolang er één van de partijen de onderste
tree van de ladder in weet te
nemen. Slikt en toegeeft. Jaren kan het op deze wijze in een bepaald
contact
goed gaan. Net zolang tot er één van de partijen verandert en een andere
koers gaat varen. Een
eigen koers waarin gevraagd wordt om respect voor eigen beslissingen in
het
leven. De tijd zal dan leren wat deze omkeer in genoemd contact teweeg
zal
brengen. We komen dan weer uit op het punt van de liefde. Kan de ander
het in
liefde opbrengen de misschien nieuwe standpunten van de ander te
accepteren. In
een weg van nu ook zelfverloochening? Is er de mogelijkheid tot
communicatie in
de redelijke zin. De wil om te luisteren en de ander te accepteren
zoals hij of
zijn zich nu laat zien. De
wil om ook
naar zichzelf te kijken. Iets wat die ander is gaan doen. Of wordt,
omdat men
denkt grond onder de voeten te verliezen, met modder gesmeten. Om
hopelijk toch
nog te overwinnen. Wordt de ander blijvend afgerekend op een
handelwijze die
men niet was gewend? In
een tijd van rust en
afstand zal men, als het goed is, weer tot elkaar komen. Nooit zal het
weer
worden zoals het was. Maar het zal van twee kanten wel heel
profijtelijk zijn
wanneer er wederzijds lessen uit worden geleerd. Enerzijds om te zien
dat er in
goede contacten het rustig overleggen met elkaar is. Het weglopen van
iemand in
een cruciaal moment is dom. Het lost niets op. Altijd weer zal er de
eerste
stap terug moeten worden gezet. Waarbij het dan van het grootst belang
is de
dingen alsnog in alle redelijkheid uit te praten. Het zogenaamde zand
erover
doen is alleen het uitstellen naar een volgende confrontatie. |
|