Gods
leiding Wanneer iemand door Gods Geest wordt getrokken, het leven op Gods leerschool gaat beginnen. Het leven wat nog voor ligt is nodig en nuttig voor de Heere. Er is de begeerte om van nu en voortaan godzalig te leven. Daar komt dan direct de strijd tegen de wereld, de duivel en het eigen hart om de hoek kijken. Deze strijd zorgt voor de loutering en de geloofsoefeningen. In het Paradijs
zijn de mensen uit God gevallen. Daarbij
zijn ze het beeld van God verloren. Zoals een mens wordt geboren kan
hij niet
voor God bestaan. In een geheel wonderlijke weg wordt hem in de weg van
rechtvaardiging door het geloof in de Heere Jezus de zonde niet
toegerekend.
Maar het is niet zo dat de Heere dan voortaan de zonde maar door de
vingers
ziet. Dat de zonden van Gods kinderen voortaan niet van belang zijn.
Gods
kinderen leren in een heel nauw leven de eer van God op
het hoogst te bedoelen. En in de strijd en de moeilijkheden van het
leven
zullen ze door de meest moeilijke omstandigheden heengaan. De weg van
hen is
niet onderscheiden van de weg van een goddeloos mens. Nee, enerlei
wedervaart
de rechtvaardige en de goddeloze zegt het Woord. De Heere vraagt in de
omstandigheden ons te laten zien wie we zijn. Is er sprake van bukken
en buigen
onder datgene wat de Heere ons beschikt? Verstaan we Zijn stem en
bedoeling met
de weg die wordt gegaan? Nogmaals,
de omstandigheden zullen heel moeilijk kunnen
worden. Dit heeft allerlei oorzaak. De voornaamste is het
vreemdelingschap van
Gods kinderen op deze aarde. De wereld begrijpt niet wat hen bezielt.
Maar ook
de godsdienst is het ware leven met de Heere vreemd. De strijd van Gods
kinderen werkt een geoefend worden in het zien op de Heere alleen. Om
van nu en
voortaan alles van Hem te verwachten. Onze hulp is in de Naam des
Heeren. Door
de leiding van Gods Geest wordt het leven van Gods
kinderen een weg die ze tevoren niet hadden kunnen bedenken. Hij brengt
hen op
wegen die ze niet hebben geweten. De weg wordt niet gemakkelijker.
Steeds
moeilijker worden de omstandigheden in de strijd. Weinig vrienden
worden
overgehouden op de weg die is ingeslagen. Maar juist de moeite en het
verdriet
in deze leert opmerken op het kleinste wat als genade wordt ervaren. En
in hen
rijst de hoop dat door het zelf gaan en volharden van die eenzame weg
anderen
mogen leren wat het is om te wandelen met de Heere. De
kleinste ritseling van genade bij een ander wordt als een
bijzondere blijdschap ervaren. Er is die gunning om te mogen zien dat
de Heere
datgene wat zelf is en wordt ontvangen ook aan hem of haar schenkt. De
wetenschap zelf niemand te kunnen bekeren doet in stilheid en
vertrouwen de weg
die zelf moet worden gegaan vervolgen. Het geloof dat de Heere nooit
zomaar
Zijn kinderen door de zee doet gaan. Er blijft het gebed over om Gods
leiding
voor diegenen die men zo lief is. Om hartvernieuwende genade in het
leven van
hen. In
stilheid en vertrouwen zal sterkte zijn. Niet in het
proberen anderen naar onze hand te zetten. Aan de ene kant het volgen
van de
Heere. Dan zingt de dichter anderzijds van psalm zevenentwintig: Wacht
dan, ja
wacht. Verlaat u op Hem. |
|