De
kerk van alle tijden. Het
lijkt alsof we soms in
herhaling vallen. Maar anderzijds lijkt het of een grote groep
mensen het
niet kan of wil begrijpen. We
weten vanuit de
kerkgeschiedenis dat de kerk zich onderscheidt in een strijdende en een
triomferende.
De laatste is naar wij mogen geloven de grote schare mensen die
behouden zijn
aangekomen in het Hemels Jeruzalem. Zij zijn de strijd te boven. De
strijdende
kerk daarentegen zijn diegenen die naar Zijn voornemen zijn geroepen om
eenmaal
ook tot diegenen te behoren die daar met lange witte klederen zijn in
de plaats
waar geen rouw meer is. Waar alle tranen van de ogen zijn gedroogd.
Maar hier moeten
zijn nog strijden tegen de wereld, de duivel en het eigen boze hart. In die strijd worden ze
gelouterd. Steeds meer
ontdekt aan hun dwaze bestaan. Wat ze hier maar nooit te boven komen.
Steeds
weer steekt het de kop op. Die oude mens. De genade die ze keer op keer
toch
weer ontvangen doet hen in ootmoed het hoofd buigen en zingen van de
vrije
gunst die de Heere toch steeds weer schenkt. Genade voor genade. Elke
dag
opnieuw. Aan zulke mensen. De
kerk van alle tijden is
niet gebonden aan welk kerkgenootschap dan ook. Uit alle geslachten en
natiën
zullen ze aankomen. Door het Goddelijk licht geleid. Het is bedroevend
hoevelen
in de rechts orthodoxe kringen menen dat zij alleen tot die gezaligden
zullen
behoren. Op welke gronden zij dit denken is als het denken van een
sekte. En
heeft met de Weg, de Waarheid en het Leven niets te maken. Men moet
meemaken
wat men denkt te hebben beleefd. Men moet spreken zoals zij dat naar
voren
brengen. Men moet zich kleden als mensen in de rouw. En met een
meewarig
gezicht door het leven gaan. Dit zijn zo enkele dingen. De duizend
wetjes die
bedacht zijn door mensen en zeker door God niet ingesteld. Maar waar is
dan de
vreugde die volgens het Woord afstraalt van de wangen. Waar is het volk
wat in
vrijheid in Christus is gesteld. Nu
zal ik niet zeggen dat de
aard en het karakter van mensen niet verschilt. En aanleg kan er van
huis uit
zijn tot dergelijke ontsporingen in gedachten met de daarbij behorende
werken. Eén
ding is goed om voor ogen te houden: De
Heere ziet het hart aan. Hij weet wat daarin leeft. En vroeg of laat
zal dit
openbaar komen in het leven van alle dag. Het leven. Het doen en laten.
De boom
wordt immers gekend aan zijn vruchten. Vruchten die niets te maken
hebben met
vroomheid. Die niets te maken hebben met het feit dat we ons beter
denken dan
een ander. Die niets te maken hebben met het zitten op een troon om
anderen te
(ver)oordelen. De
Heere leidt Zijn kinderen
door dit leven van dag tot dag. Hij bespaart ze geen moeite en geen
moeilijke
omstandigheden. Hij leert en onderwijst door Zijn Woord en Geest. In
dat leren
ligt altijd een steeds minder worden van jezelf. Een verfoeien van
jezelf. De
ander uitnemender te achten dan jezelf. |
|