In
doeken gewonden. Er
wordt veel gezongen over
het Kind in de kribbe. Vaak gedachteloos wordt een lied ter eer van Hem
ten
gehore gebracht. Jaar op jaar met dezelfde inhoud. Een Kind is ons
geboren. Een
Zoon is ons gegeven. Maar nu verder? Daar
ligt in de kribbe de
Koning der koningen. In doeken gewonden. Wie, geleid door Gods Geest,
dit gaat
verstaan ziet in het verdere deze windselen meer en meer weggenomen.
Het zal
altijd maar een klein beginsel zijn van hetgeen in Hem is te vinden. En
de één
zal geheel anders geleid worden dan de ander. Toch zal er bij tijden
gezongen
worden: O hoe groot is dat goed! Niemand kan dit grijpen. Niemand kan
dit
zichzelf geven. Alleen door de Geest geleid zullen keer op keer nieuwe
schatten
opengaan. Zijn
Naam is Wonderlijk. In
het leven te ervaren hoe Hij wonderlijk leidt. Hoe Hij Zich wonderlijk
openbaart. Hij schenkt hulp, Hij schenkt krachten. Maar Hij geeft ook
raad. En
dat omdat Zijn Naam Raad is. Hij openbaart Zich op het
aller-onverwachts als
een Sterke God. Door de eeuwen heen is dit hetzelfde gebleven. Zo zal
het ook
blijven tot de laatste dag. Als Vredevorst openbaart Hij Zich tevens.
In al
deze Namen ligt voor Gods kinderen onderwijs. Ze mogen ervaren dat ook
zij naar
de vrede haken. Keer op keer zullen ze zoeken naar een verzoening. In
het leven van al de
Zijnen wordt echter ervaren hoe Hij als de Man van smarten in eigen
leven
waarde krijgt. In het leven waarin zoveel verdriet, pijn en droefheid
wordt
gevonden. Er is daar die enige troost dat in al hun benauwdheden Hij is
geweest. Hij ging voor. In het voetstappen drukken van deze Koning komt
een
verbondenheid die het geloof versterkt. Ze mogen zien hoe Hij de
kruisweg ging.
Maar hen deze niet zal besparen om te komen tot de zaligheid die Hij
hen heeft
beloofd. Soms mag in het geloof wat schitteren van datgene wat is
voorgesteld.
Merendeels wordt echter het geloof beproefd. Dan is daar helemaal niets
te zien
van datgene wat voor Gods kinderen wordt bewaard. Het is een tobben en
klagen
van de vroege morgen tot de late avond. In
de donkere dagen waarvan
het Woord spreekt als van de dagen der duisternis die vele zullen zijn
wordt
steeds weer uitgezien naar een ontmoeting met de Heere. Waarvan ze niet
eerder
kunnen getuigen dan wanneer ze weer iets mochten zien in het wegnemen
van de
windselen waarvan het Woord spreekt. Ze mogen Hem in het geloof zien
als de
Getrouwe. Als de Waarmaker van Zijn Woord. Het geloof leert wachten tot
Hij op
Zijn tijd en wijze de beloftes in hun leven vervult. De Heere zal dan
ook niet
eerder Zich openbaren in Zijn schoonheid dan wanneer het vanuit
’s mensenkant
geheel onmogelijk is geworden. Wanneer er in een nederig bukken en
buigen voor
dat Kind wordt geknield. In de vaste overtuiging dat wanneer de nood
het hoogst
is de redding zo nabij zal zijn. Gods
Belofte, ingepakt in
doeken, zal op Zijn tijd Zichzelf openbaren en doen zien. In alle
glorie en
luister zal Hij Degene zijn waarvoor dan gans Israël knielt.
Hij, ja Hij alleen
zal ons troosten. |
|