God is een Geest. Gods kinderen hebben een
geestelijk
leven. Ze worden door de Geest
geleid. Er is groei door de
genade die ze uit Christus door de Heilige Geest ontvangen. Zoals
pasgeboren
kinderen opgroeien, zo is het in het leven van een mens die door Woord
en Geest
wordt gevoed. Het zou immers niet goed zijn wanneer een zuigeling een
zuigeling
bleef. Ja altijd in de wieg bleef
liggen……………..
Kinderen
hebben ouders of voogden nodig. Die tijd aan hen
besteden. Hen uiteindelijk leiden tot de volwassenheid. Evenzo is het
in het
leven op de leerschool van Christus. Christen worden en christen zijn
kost
moeite en tijd. Anders: het kost de gehele genadetijd. En het gaat in
de weg
van de middelen. Er is een levenslange leerschool bij Christus. Het is
niet zo
dat christenen allen even ver worden geleid. Doch ze staan krachtens
Gods Geest,
Die in hen werkt, wel naar verdere groei zolang ze het leven hebben..
Alles en
iedereen wordt gebruikt deze groei in het leven te bewerkstelligen. Een
christen merkt op. En bij alles vraagt hij zich af wat de Heere in zijn
of haar
leven toch heeft te zeggen. Alle dingen zullen medewerken ten goede
degenen die
naar Zijn voornemen zijn geroepen. Soms is Gods bedoeling direct
duidelijk.
Doch vaak wordt het na deze pas verstaan.
Er is leren
en afleren bij ontdekkend licht door de Heilige
Geest. Een kind van God is nooit volmaakt.
Struikelt dagelijks in veel
dingen. Dit houdt wel in dat er dagelijks gemediteerd moet worden. Wie
was ik.
Wie had ik moeten zijn. Waar ben ik weer gestruikeld. Hoe heb ik God en
mijn
naaste tekort gedaan. Dit alles is de vrucht van het werk van de Heilige
Geest in het leven. De Geest is uit God. En de Geest
is God. Er is voortdurend ontdekkend licht. Een christen is alert. De
Heere
rijdt immers door vlakke velden. Eerst dan is er weer verdere groei in
het genadeleven.
Dit leert schuld belijden. Sorry te zeggen. Terug te komen op dingen
die
verkeerd waren.
Dankbaarheid
is een bloem die in weinig tuinen
bloeit. Van nature zijn we ondankbaar. Alleen de Heilige Geest leert
oprecht te danken. Doch dan altijd in een weg van schuld, berouw,
ootmoed en
erkenning van het wonder van de genade wat in het leven geschiedt. Dit
is dan
weer in een weg van opmerken. Van onszelf uit zien we de weldaden en
zegeningen
niet die we krijgen. Of we ervaren ze als gewoon. Merendeels is er een
gevoel
van onbehagen. Jaloezie tov anderen. De mening tekort te worden gedaan.
Hoogmoed.
Wrok en wrevel. Het zijn echter de vruchten van het vlees. En ze worden
op
Christus’ school niet geleerd. Genade leert in verwondering
de kleinste weldaad
als onverdiend op te merken. En, nogmaals, de mens leert roemen in het
wonder
van de genade. Dat de Heere toch om wil zien naar een mens zoals hij
zich meer
en meer leert kennen bij ontdekkend licht. Onverbeterlijk en
onbekeerlijk in
eigen oog.
De Heere is
ons niets verplicht. En beloftes zijn
alleen in Christus ja en amen. Maar dan is Christus ook een Pleitgrond.
Die
altijd in de weg van het wonder op het alleronverwachts en ongedacht
komt en
Zijn beloftes waarmaakt. Zo Hij vertoeft, verbeidt Hem. Hij zal
gewisselijk
komen en niet achterblijven. Hij maakt dat we ons zullen verwonderen
over het
wonder. Zijn Naam is immers Wonderlijk. Zou Hij dan anders werken?
Zoekt dan de
Heere terwijl Hij te vinden is. Roept
Hem aan terwijl Hij nabij is. Let wel: Hij is geen God Die het moet.
Hij is een
God Die het doet. En altijd in een weg, anders dan menselijke inzichten
zouden
kunnen vermoeden.
|