Godsdienst En
wie denkt er nu na over
zijn of haar godsdienst. Wie vraagt zich af wat godsdienst in het
persoonlijk
leven betekent. Godsdienst. Is dat het lid zijn van je eigen kerk? Is
dat het
trouw opgaan naar de diensten op zondag? Is het je vrome jas? Of je
vrome
praat? Wat houdt jouw godsdienst voor je in. Misschien een sleur waar
je al
lang geen zin meer in hebt? Of toch een luisteren naar het Woord wat
wordt
gesproken. Is je godsdienst iets wat de
zondag alleen aangaat? Het dus lid zijn van een kerk? Je financiële
verplichtingen hieraan voldoen? Is het
wat het verenigingsleven je te zeggen heeft? Of is godsdienst toch iets
meer
dan alleen dat wat je kerkgang aan gaat. Komt
het woord godsdienst in
de Bijbel voor? Wat wil het woord op zich zeggen. Het is niet zo
moeilijk dit
uit te leggen. Alleen wordt er misschien te weinig bij stil gestaan.
Het gaat
over de dienst van God. Het gaat over God. Wat
is de dienst van God. Hij leert ons dat
in Zijn Woord. Zijn
Geest opent dat Woord voor ons. Alles wat
God ons leert kunnen we samenvatten. Dat leert God ons namelijk in de
samenvatting van de wet. God leert ons daarin wat Hij
van ons vraagt. Hij leert ons wat
godsdienst inhoudt. Hij vraagt ons Hem
lief te hebben boven alles. Dat in de eerste plaats. Maar HIj vraagt
meer. God vraagt ook van ons om onze
naasten lief te
hebben. En ten derde, niet te vergeten: goed voor onszelf te zorgen. Dat
is godsdienst kort
samengevat. In de dienst van God gaat het om de liefde. De liefde tot
God, tot onze naaste en tot onszelf. En
daarin
vraagt God de juiste verhouding. Dus geen overgeestelijke dingen. Geen
eigenliefde. Geen overspannen mensen. Dus ook niet jezelf voorbijlopen.
Zijn
dat gemakkelijke dingen. Nee. En om dat nu meer te leren begrijpen
hebben we
het onderwijs uit de catechismus. Er moet in ons leven een wonder
gebeuren.
Want als we geboren worden zijn we geestelijk dood. We zijn blind. We
begrijpen
van de dienst van God niets. Er zijn
mensen die van hun geestelijk dood zijn hun godsdienst maken. Ze lopen
er dus
mee te koop dat ze niets weten. Niets kunnen. Niets willen. En
ondertussen doen
ze zich zo heel vroom voor. Dat is over geestelijk. En heeft met de
dienst van
God niets te maken. Er zijn ook mensen
die denken dat zij iets bijzonders hebben. Een heel bijzondere
bekering. Daar
praten ze uren en dagen over. Maar in de praktijk? Ze zorgen niet voor
hun
gezin. Ze vergeten hun naasten. En luisteren dus niet wat God van hen
vraagt.
Dat kan ook niet. Want ze zijn zelf altijd aan het Woord. Dat is ook
niet naar
het Woord van God. Er
zijn twee wegen. Of de
weg van het leven. Of de weg van de dood. Niet meer en niet minder. En
alles
wat apart is of doet of heet, dat is het niet. Godsdienstige mensen
zijn mensen
die in een leven met de Heere handelen en wandelen zoals de Heere dat
van hen
vraagt. Niet alleen op zondag. Niet alleen in de kerk. Maar in hun
alledaagse
leven vertonen zij het beeld van de Heere Jezus. Die eenvoudig tussen
de mensen
ging. En daar woorden van wijsheid sprak. Die de zieken genas. En om de
armen
Zich ontfermde. Hij was het Beeld van de liefde. HIj was liefde. En
zoals de
Heere dat in Zijn leven en sterven toonde, zo zijn mensen die de dienst
van God
liefhebben. De
dienst van God is een
dienst van leven met de Heere. Het is een steeds weer zoeken te
beantwoorden
aan Zijn wil en wet. Dat is niet eenvoudig. Dat is een leven van
strijd. Aanvechtingen.
Van het weten van tekort komen. Van de Heere bij en in alles nodig
hebben.
Zoals de Heere een kruis droeg, zo dragen ook al Gods kinderen een
kruis. En
dat kruis wordt hen opgelegd zodat ze zich als Paulus niet zullen
verheffen.
Maar de Heere ook nodig blijven houden. En wie dicht bij de Heere leeft
zal
door Hem ook steeds meer en steeds verder onderwezen worden. Mensen die
het
allemaal zelf wel weten hebben Zijn hulp immers niet nodig. Godsdienst.
De dienst van
God. Wat was het ook alweer? Eenvoudig en kort gezegd: het is een
liefdedienst.
De dienst van de liefde. God liefhebben boven alles. Niet alleen op
zondag.
Maar alle dagen van de week. Onze naaste liefhebben. Oog voor de naaste
hebben.
Onze naaste die zo dichtbij woont. En die we niet eerder zagen als onze
naaste.
Doch ook oog voor jezelf. Voor de rust die je zo nodig hebt. Voor je
grenzen
die je zelf moet aangeven. En dit alles in de wetenschap dat het je
geschonken
wordt uit genade. Door de Heere Jezus Christus. Om zo weer te
beantwoorden aan
het Beeld van God. Wat we in het Paradijs zijn kwijtgeraakt. |
|