Groeien in
genade. Van geboorte zijn we allen dood in zonden en misdaden. Alleen het ontdekkende werk van Gods Heilige Geest doet zien dat we, wanneer er geen wonder met ons gebeurt, op weg zijn naar een eeuwig verderf. We kunnen God niet ontmoeten. We kunnen voor Hem niet bestaan. Er kunnen veel mensen zijn die ons waarschuwen, onderwijzen. Maar alleen de derde Persoon in het Goddelijk Wezen kan gesproken woorden tot het hart brengen. Er komt een onrust in het hart. En uiteindelijk een keuze om God te zoeken. De geschiedenis van Orpa en Ruth leert ons dat het genade is wanneer de weg wordt volbracht. Er kunnen dingen in het leven gebeuren die mensen doen besluiten de ingeslagen weg niet te vervolgen. Orpa keerde immers terug naar haar eigen huis. Ook de gelijkenis van het huis wat met bezemen was gekeerd leert ons dat een eenmalige omkeer in het leven niet voldoende is. In het verdere moet blijken of men de strijd van het geloof kan strijden. Een strijd waar letterlijk alles op afkomt. De
Heere weet alle dingen. Hij meet de schouders en weet de draagkracht.
Waar
aanvankelijk kleine golfjes in het leven zijn, steeds meer wordt
geoefend. Het
Woord leert dat in de smeltkroes zilver wordt gelouterd. Uit de oven
komt het
goud. Als klei van de pottenbakker maakt de Heere mensen die zijn
uitverkoren
vaten tot Zijn eer. Mensen die in eigen oog waardeloos zijn. Slecht en
onverbeterlijk. Maar als parels in Zijn hand worden ze dienstbaar
gesteld in
Zijn Koninkrijk. En brengen ze vruchten voort die uit de Heilige Geest
zijn.
De
eerste vruchten smaken niet. Het zijn waterige vruchten. Doch in het
verdere is
het als bij de druif. In een weg van enten en afsnijden worden mensen
die
geroepen zijn bekwaam gemaakt. Nogmaals, in eigen oog blijft het niets.
Maar de
Heere weet wat van mensen is te verwachten. En Hij gaat door met Zijn
werk.
Waar de Bijbel spreekt over zuigelingen, jongelingen en vaders in de
genade. Zo
gaat Hij door met Zijn werk. En leert Hij mensen de hun geschonken
gaven aan
Hem te geven. Hij roept, Hij bekwaamt. Om uiteindelijk ieder van Zijn
kinderen
steeds verder de weg te wijzen. De weg die van eeuwigheid is bepaald. De
weg gaat door het donker. De weg lijkt soms onmogelijk. De wereld snapt
er
niets van. De godsdienst kent van dit bevindelijke groeien in genade
niets.
Maar niets of niemand kan de Heere verhinderen Zijn werk voort te
zetten. Af te
maken. Er is niets zo erg voor een kind des Heeren dan om in het donker
te
moeten verkeren. Waar schijnbaar de Heere heeft vergeten en verlaten.
Net
zolang tot er een woord door de Heere wordt gesproken blijft hij zoeken
naar
het licht. Maar dan weet hij het ook zo zeker: Dit is de weg, die moet
ik gaan.
Met
nieuwe krachten en nieuwe moed wordt de weg vervolgd. Aan de zijlijn
staan
velen. Onderscheiden in gedachten. In een gemeenschap der heiligen
wordt
verstaan hoe de Heere werkt. Maar zij die gearriveerd zijn in eigen
oog, ja
alles wel weten, kijken argwanend en misschien meewarig toe. Hoe zal
dit
aflopen? Al Gods kinderen worden blijvend kort gehouden. Zodat ze
steeds weer
leren dat ze leven van genade. Dat alles wat geschonken wordt, niet is
verdiend. En geen vanzelfsprekendheid is of wordt. Dat wat wordt
ontvangen van
de Heere moet worden aangewend tot Zijn eer. En om die weg te gaan is
de
voortdurende bede om de hulp en leiding van Gods Geest. |
|