Het
christelijk omgaan met elkaar. Hoe
dikwijls komt het voor
dat mensen door een ziek karakter ontaarden in een handelwijze die
dominant en
heersend is. Denkend genade te kennen. Maar van geen heiliging weten.
Van geen
dagelijks bekeerd te moeten worden. Zoals
zij het zeggen, zo is
het. En niet anders. Men duldt geen tegenspraak. Men is duidelijk en
hard. Kort
en koud. Een gesprek is niet meer mogelijk. Niets wat anderen zeggen of
vinden
wordt als geloofwaardig gezien. Dit
gaat niet alleen over de
dingen van alle dag. Maar betreft ook dat wat mensen beleven en
ervaren. Ook
dit kan in de ogen van diegenen niet bestaan. Kortom, er wordt een
soort
dictatuur uitgeoefend. In het gezin, op het werk, op school. Maar ook
in de
kerk kan dit het geval zijn. Een kerkenraad kan op deze wijze de leden
van de
gemeente als onmondig zien. Zoals de broeders het willen en zoals zij
het zien
zo zal het gaan. En vooral niet anders. En wee diegenen die toch vroeg
of laat
opstaan en hun mening verkondigen. Ze zullen op de
één of ander manier
weggeveegd worden. Zo mogelijk kapot gemaakt. Er zal geprobeerd worden
hen
monddood te maken. Stil. Ja op
een
gegeven moment zeggen ze maar niets meer.
Het haalt niets uit. Men staat voor een muur. Ze
zwijgen. Nogmaals,
het komt niet
alleen in de kerk voor. Het komt ook niet alleen in een gezin voor. Het
komt
overal voor. Mensen met een persoonlijkheidsstoornis. En denkend van
genade te
leven. Mensen die niet meer naar zichzelf kijken. Doch alleen naar die
ander.
Die zich naar hun wil moet voegen. Vaders die hun kinderen zo
geestelijk dood
maken. Doch ook de broeders van de kerkenraad, al of niet onder
aanvoering van
de dominee. Die geen oog meer hebben voor datgene wat leeft in de leden
van de
gemeente. Er geen gevoel meer bij hebben. Alleen omdat ze zelf
gevoelloos zijn.
Hoe
ga je christelijk om met
elkaar. Hoe ben je vader. Hoe moeder. En hoe geef je de leiding aan de
gemeente. Dit alles vraagt wel het voortdurend gebed om de hulp en de
leiding
van Gods Heilige Geest. Want Hij is Het alleen Die ontdekt aan eigen
schuld en
tekort. Aan een eigen fouten en gebreken. Hij maakt geestelijk dode
mensen
levend. Hij overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel. En dat
hebben we
niet eenmaal nodig, maar steeds opnieuw. Elke dag het werk van de
Heilige
Geest. Elke dag het inzien van datgene wat we zeiden of deden en wat
voor de
Heere niet kan bestaan. Alleen dat werk van ontdekking kan mensen
verder leiden
op de weg. In een afsterven van de oude mens en een groeien in de
genade van de
Heere Jezus Christus. Om zo meer en meer het beeld van God terug te
ontvangen.
De Heere wil met de minste van de zonde geen gemeenschap hebben. Hij
vraagt een
volkomen en een heilig leven voor Hem. Dat kunnen mensen van zichzelf
Hem niet
en nooit geven.
Doch als het goed ligt
blijven ze zoeken naar datgene waarin ze niet beantwoorden aan de vraag
die de
Heere hen heeft gesteld. Mijn zoon, Mijn dochter, geef Mij uw hart. Een
hart
wat geheel datgene zoekt wat Zijn eer beoogt. Ik
kan mensen niet bekeren.
Ik kan mensen niet ontdekken aan zichzelf. Mensen moeten door Gods
Geest ontdekt
worden aan zichzelf. En in dat wonderlijke werk van Gods Geest alleen
zullen ze
zien wie ze zijn. Ook na de ontvangen genade die ze mogelijk hebben
ontvangen.
Onbekeerd. Terwijl ze toch feitelijk dachten al een heel eind op de
goede weg
te zijn. Na de bekering komt de heiligmaking. En zonder de heiligmaking
is er
geen zaligheid. Dit is de orde van het heil. Het kan jaren en jaren
duren voor
mensen met genade dit gaan zien. Dan wordt het wonder nog weer groter.
Dat de
Heere toch zoveel werk heeft verricht aan een mens die denkend op de
goede weg
te zijn, stil wordt gezet. Voor de tweede bekering. En is het grote
voorbeeld
van de bekering van Saulus op de weg naar Damaskus daarin niet
duidelijk? |
|