Mijn
hulp is van de Heere alleen.
Gods kinderen worden in dit leven
geoefend op de
Heere alleen te vertrouwen. Er kunnen zeer moeilijke tijden komen. Waar
alles
schijnt tegen te lopen. Alles wordt op de proef gesteld. Meer en meer
worden ze
op zichzelf teruggeworpen. Met de vraag: Wie ben ik, Heere. Is er in
mij een
schadelijke weg. Leidt mij op de eeuwige.
Moeilijke
omstandigheden zijn voor Gods kinderen
altijd tijden waarin zij gelouterd worden. Groeien in genade gebeurt
altijd in
de diepte. Het is altijd een weg waar meer van de oude mens afgebroken
wordt.
Het wordt uiteindelijk een vertrouwen op de Heere alleen. De Heere laat
Zich
kennen aan mensen Die het van Hem verwachten. Door de Heilige Geest
worden ze,
als beelddragers van Christus, mensen die hun kruis vrolijk dragen. In
de
grootste smarten blijven hun harten in de Heere toch gerust.
Hoe het moet
weten ze niet. Wat er gaat gebeuren nog
minder. Het is ook niet belangrijk. Door Woord en Geest leren ze de
Heere te
volgen. Eerst in de stappen van de vernedering. Ze hebben Mij veracht,
ze
zullen het u ook doen. Zonder vernedering komt geen mens tot de
verhoging. Van
zichzelf kan geen mens deze moeilijke gang maken. Iedereen probeert van
nature
onder het kruis vandaan te komen. Men zoekt vrij te zijn. En blij. Deze
weg van
beproeving zal echter uiteindelijk het kaf van het koren scheiden.
Gods
kinderen mogen weten dat de Heere Jezus in al
hun moeite en zorgen is. Hij zal kracht geven naar kruis. Hij zal de
druk
verlichten waar dat nodig is. Hij zal nooit de val van Zijn kinderen
toelaten.
Hoe hoog de nood mag gaan. Hij zal de kop van de vijand verslaan.
Gods
kinderen zijn niet volmaakt. Ze struikelen
dagelijks zo vaak. Maar Hij heeft medelijden met hun zwakheden. Hij
richt hen
steeds weer op. Het is altijd weer een verfoeien van zichzelf. In een
weg van
schuld durven ze de Heere heel vaak niet onder ogen te komen. Waar ook
de
duivel hen dan weer wijsmaakt dat er voor hen toch geen heil is te
verwachten.
En toch
kunnen ze niet anders dan steeds weer hun
hulp en kracht van de Heere verwachten. Geeft Gij ons hulp in de
benauwdheden.
Dan wordt het een vertrouwen op de Heere alleen. In een weg waar alles
uitzichtloos lijkt, worden ze des te meer naar de Heere uitgedreven. En
zo
leren ze dan hun moeite en verdriet over te geven in de handen van de
Heere.
Duizend vragen zijn in hun hart. Maar het antwoord is van de Heere.
Voor het
volk van God blijft uiteindelijk een rust
over. In het midden van de benauwdheden maakt de Heere hen levend. De
omstandigheden zijn dezelfde. De moeite en het verdriet zijn
onveranderd. Maar
er is de zekerheid dat de Heere ook in dezelfde benauwdheden is
geweest. Hij
heeft het kruis gedragen. Hij is de dood ingegaan. Doch uiteindelijk is
Hij
toch opgestaan.
In het
volgen van de Heere zijn Gods kinderen altijd
meer dan overwinnaars. In de omstandigheden kunnen ze het niet altijd
bekijken.
Maar wanneer het geloof in beoefening is, men leert zingen in de nacht.
Hoe het
dan ook nu tegenloopt, op Zijn goedheid mogen ze een weinig hopen.
Hier beneden
is het niet. Altijd zal er de strijd
zijn tegen het levende kind. De tijden kunnen donker zijn. De problemen
groot.
Maar hoe donker ooit Gods weg mag wezen. Hij ziet in gunst op die Hem
vrezen.
|