Een dode belijdenis is tekort. En
zonder
heiligmaking is er geen zaligheid.
Er wordt zo
gemakkelijk gesproken over het volk van
God. Wat is nu het volk van God. Het is een term die in onze kringen zo
te pas
en te onpas wordt gebruikt. Het volk van God zijn de kinderen van God.
En de
kinderen van God zijn christenen. Kortom, een mens is in of buiten
Christus. En
uw spraak maakt u openbaar.
Christenen zijn mensen die bevindelijk
mogen weten
dat er door de dood van de Heere Jezus, krachtens Zijn opstanding,
Hemelvaart
en uitstorting van de Heilige Geest voor hen een eeuwige toekomst is.
In een
nieuw en Godzalig leven leren ze hier van stonde aan te wandelen. Ze
weten dat
ze blind waren en nu mogen zien. Ze wandelen in het licht van Gods
aangezicht
voort. Van dag tot dag. En wie zal beschuldiging inbrengen tegen de
uitverkorenen van God?
Het leven
wat christenen leiden is eigenlijk hun
leven niet. Het ligt voor
rekening van
een Ander. Op de reis
tussen de wieg en het graf worden
ze een
leven lang geoefend de Heere te volgen. Zo leren ze Hem kennen. Zijn
stem te
verstaan. Een christen vreest de strijd niet. Uit de smeltkroes komt
het
zilver. Uit de oven het goud.
Je kunt een
mooie belijdenis hebben. Maar nu
moet in de praktijk
blijken of dat wel
waarheid in je leven is. In het leven van
alle dag gaat de Heere omstandigheden geven die Hij wil gebruiken om
Zijn
kinderen te oefenen. Niet alleen om hen iets te leren. Ze moeten veel
afleren.
De ene les is gemakkelijker dan de andere. Soms zorgt afkomst, een aard
of karakter
er voor dat bepaalde lessen een leven van strijd met zich meebrengen.
Zo’n les
is dan gewoon niet onder de knie te krijgen. Je zou het een boezemzonde
kunnen
noemen. Iets waar je steeds weer in terugvalt. Dit geeft een
aangebonden leven.
Er gebeurt
in het leven van Gods kinderen, oftewel
christenen, niets bij geval. Alle dingen zullen medewerken ten goede
degenen
die naar Zijn voornemen zijn geroepen. En dat is dan om meer en meer op
hun
oudste Broeder te gaan lijken. Om meer vrucht te dragen. En leert van
Mij dat
Ik nederig ben. Zachtmoedig. Niet gekomen om gediend te worden. Doch om
te
dienen. Het is voortdurend een bewandelen van de weg die de Heere
wijst. De
Heere wijst een weg door bezaaide en onbezaaide wegen. Met de minste
van de zonde
heeft Hij geen gemeenschap. Dan onthoudt Hij Zijn Geest. Volgen van de
Heere is
het bewandelen van een smalle weg. Een kruisweg. Dat kost heel veel
strijd. Het
zijn vleeskruisigende wegen. Het kan je alles kosten. Zelfs je beste
vrienden.
Des mans huisgenoten zullen zijn vijanden zijn. Het kan zo zijn dat
mensen om
ons heen onze wegen verdacht stellen. Dat uiteindelijk iedereen zich
tegen ons
keert. Dat kan ook strijd geven. Twijfel of wij wel op de goede weg
zijn. De
Heere is duidelijk: die zijn vader of moeder liefheeft boven Mij is
Mijns niet
waardig.
Het kan in
het leven van Gods kinderen heel erg
stormen. Een christen moet leren om te blijven staan op de plaats waar
hij is
terechtgekomen. Hij wordt niet door de wind heen en wedergedreven. Hij
geeft
het de Heere in handen. En zegt: Heere, hier sta ik nu en ik weet niet
meer
voor of achteruit te gaan. Niet links of rechts. Het kunnen hele zware
geloofsoefeningen worden. Waar men leert wachten tot de Heere Zelf weer de weg verder wijst.
Is dat dan alles zo
eenvoudig? Nee, dat moet je leren. Christen-zijn kost je gehele leven. Daar ben
je nooit in uitgeleerd. De Heere doet Zijn kinderen echt niet in het
dorre
dwalen. Gij hebt mijn rechterhand gevat. Hij wijst verder de weg. En
soms
gebruikt Hij daar mensen voor.
De kinderen
van de Heere gebruiken nooit onnuttig de
aarde. Als dat zo was, dan zouden ze hier niet meer zijn. Dan is het
als die
boom die geen vrucht meer draagt. Dan wordt hij omgehakt. Kinderen van
de Heere
kunnen de harp aan de wilgen hangen. Ze zien dan echt niet meer hoe het
verder
moet. Elia was ook zo’n mens. Hij meende dat het beter was te
sterven. Dan
komen ze weer zo dicht bij de Heere terecht. In de ootmoed. In de
afhankelijkheid. En nieten en nullen wil de Heere vervullen.
|