Hele goeie
mensen. Er zijn veel mensen met zichzelf ingenomen. Nee, men spreekt zo niet over zichzelf. Maar in de praktijk laat men toch zien wie men is door duidelijk te maken met wie men wel en niet wenst om te gaan. Ver voelt men zich verheven boven die ander. Die in eigen ogen is gevallen in de grootste zonde. Zonder er erg in te hebben verraadt men zich niet te weten van het wonder om de slechtste van de allerslechtste te zijn geworden voor de Heere. Te weten opgeraapt te zijn uit een grote modderpoel. Gelegen te hebben op het vlakke van het veld. Vertreden in het geboortebloed. Wanneer deze genade in het leven wordt verheerlijkt, er komt echt een heel andere gedachte over die mens die bekend staat om een ergerlijk leven. De
Bijbel leert dat de Heere niet is gekomen voor rechtvaardigen in
zichzelf. Zij
hebben immers helemaal geen bekering nodig. De Heere is gekomen om
zondaren op
te zoeken. En hen de zaligheid te geven. Door het gehele Woord van God
loopt de
rode draad van opzoekende zondaarsliefde. Simon werd verweten dat
hij geen
liefde tot de Heere had getoond. Terwijl hij zich ergerde aan de liefde
die een
zondares de Heere gaf. Nee,
de Heere laat Zich niet gezeggen wie Hij moet zaligen. Juist die
niemand hebben
wil is voor Hem. Hij is niet uit op vrome verhalen en vertelsels. Hij
wordt en
is altijd gevonden van degenen die naar Hem niet vroegen. Maar Gods
verborgen
omgang vinden zielen waar toch Zijn vrees in woont. Gods
genade is een eerlijkmakende genade. Hij maakt van de grootste der
zondaren een
zeer gewillig volk op de dag van Zijn heirkracht. En ze zullen Zijn lof
verkondigen. Dat Hij heeft omgezien naar een dode hond als ze zichzelf
hebben
leren kennen. De
hele goeie mensen staan er met verbittering tegenover. Het kan niet
waar zijn
dat de Heere zulke mensen aanraakt. Het kan niet zo zijn. En het MAG zo
niet
zijn. Al die goeie en in zichzelf zo bekeerde mensen zullen de Heere
wel
vertellen hoe Hij het moet doen. En ze zullen die zuchters in zichzelf
wel vertellen wie ze zijn. Dat ze niet deugen. En het helemaal verkeerd
doen. Ja verkeerd zijn. Dat ze zich openbaren als de vrome
farizeeërs
uit de Bijbel hebben ze niet door. Dat ze zelf nog staan buiten het
bijzondere
genadewerk van Gods Geest weten ze niet. Hard
en meedogenloos vervolgen ze hun weg. Laag neerziend op hen die ze de
zaligheid
eenvoudig niet gunnen. Dat ook dit weer een bewijs is van hun
onbekeerde staat
willen ze niet weten. Genade, verheerlijkt aan de grootste der
zondaren, maakt
immers zo gunnend. Het leert toch de arm te slaan om die mens die
volgens hen op
zo’n
verkeerde weg is geraakt. Het leert toch in liefde te waarschuwen en te
zingen:
Kom ga met ons en doe als wij. Het
grote wonder van de gunnende liefde en wonderlijke zorg voor de naaste
is soms
zo groot dat men het niet opkan. Want achter het masker van
zo’n mens wat
schijnbaar een beetje onderwijs nodig heeft kan soms een integer
persoon
schuilgaan. Die meer weet van de liefde van God dan al die vrome
godsdienst bij
elkaar had kunnen bedenken. En zulke Godsontmoetingen doen verstaan dat
Gods weg
in het heiligdom is. Ja wat bij
mensen onmogelijk lijkt is dus nog
altijd
mogelijk bij God. |
|