Het
leven is een gestadige
dood. In
het leven met en voor de
Heere vindt de heiliging van het leven plaats. Daartoe zijn we nog op
deze
aarde. Om gelouterd te worden in de smeltkroes van de ellende. De Heere
vraagt
Zijn beeld terug. Dat gaat niet vanzelf. Maar de Heere kan met het
minste van
de zonde geen gemeenschap hebben. Daarom komt Hij zijn kinderen tegen
bij alles
wat niet is naar Zijn wet en wil. In het verdere leren we dat er nogal
wat mis
is. Ook na ontvangen genade. We raken nooit uitgeleerd. Nooit. Daartoe
zijn we
gekomen op de leerschool van de Heilige Geest. En op die school leren
we door
de Heilige Geest te sterven aan onszelf. Daar leren we dat we van
onszelf niets
goeds meer te verwachten hebben. Nee, we worden door Gods genade in
onszelf
niet opgebouwd. Van nature zit het zo in ons. We willen wat zijn of wat
worden.
Ook en misschien wel juist met de genade die we hebben ontvangen. We
zien
onszelf al groeien en groeien. Het
is niet zo moeilijk in deze
schijnbare voorspoed te geloven. Zo te leven tot eer van God. Tot de
Heere ons
tegenkomt. En we begrijpen er waarschijnlijk eerst niets van. Het ging
toch zo
goed. Maar wij bepalen niet hoe we tot eer van Hem leven. Dat bepaalt
de Heere
Zelf. De Heere komt juist in de tegenspoeden van het leven tot ons. Dat
kan in
een geleidelijke weg. Het kan ook plots ons overkomen. Dan eerst
ervaren we de
strijd van binnen en van buiten. Van buiten, omdat we voortaan in onze
weg als
vreemdelingen op deze aarde zijn. Van binnen omdat de binnenpraters
altijd en
tot het laatste toe zullen proberen ons van de Heere af te houden. De
Heere leert ons in het
leven op Hem te zien. Niet op onszelf. Niet op de omstandigheden. Op
ons kennen
en kunnen. Op onze gedachten. Hij is het Die de Eerste en de Laatste in
ons
leven wil zijn. En daarom breekt Hij alles van onszelf af. Steeds
opnieuw. We
komen erachter dat het hier op aarde een gestadige dood is. Dat
velerlei rampen
en tegenheden ons overkomen. Daarbij denk ik dan aan een drieluik waar
blijkt
dat de duivel pas actief wordt als er het echte leven met de Heere is.
Hij
maakt zich niet druk om vroomheid. Hij maakt zich niet druk om mensen
die in de
wereld leven. Hij komt pas om de hoek kijken als de Heere Zijn bekerend
werk
met mensen aanvangt. En dan zal hij alles en iedereen gebruiken om dat
tegen te
houden. Hij heeft niet in de gaten dat juist die klappen die dan komen
mensen
des te sterker op de Heere doen aanlopen. Omdat ze dan juist Hem zo
hard nodig
hebben. Nooit en nooit zal de duivel iemand die waarachtig is
aangeraakt door
de liefde van God kunnen weerstaan. Hem zal het niet lukken hen van God
af te
trekken. Om de eenvoudige reden dat wat God begint niet tegen te staan
is. Hoe
meer Gods kinderen de smeltkroes van de loutering gaan ervaren, hoe
zwaarder de
weg is, hoe groter genade in deze verkregen wordt. Vrede,
vrede en geen gevaar
is een leus die nogal eens wordt gehoord. Het is een lokmiddel om
mensen van
het tere leven met de Heere af te houden. Het hoeft niet zo nauw. Het
komt wel
goed. Want de Heere Jezus is er voor je. Maar het geoefende volk van de
Heere
draagt hun naam niet voor niets. Ze zijn geoefend en worden net zolang
geoefend
tot ze hun ogen sluiten. Het is daarom dat ze wel eens verlangen naar
het
einde. Om dan verlost te zijn van zichzelf. Altijd daar te zijn waar
hun hart
zo naar verlangt. Maar juist dat wordt ook zo vaak bestreden. Zouden
zij wel
eenmaal komen. Want zover is het in hun beleving nog lang niet. Het zal
immers
het grootste wonder zijn wanneer juist zij dan hun ogen op mogen slaan
in de
hemelse heerlijkheid waar de Heere Zelf van heeft gesproken. |
|