Wie is een mens in Christus
Een Christen is
een vrij mens. In
deze heeft hij een eigen identiteit.
De kracht hiervan put
hij uit Christus. In een proces wordt een Christen geoefend. Door geen
wind
wordt hij uiteindelijk meer heen en weder gedreven. Naast de roeping
wordt de
bekwaming gewerkt. En zo kan de Heere hem gebruiken. Voor ieder heeft
Hij een
plaats in Zijn wijngaard. Kleine taken, grote opdrachten. Een Christen
kan zo
van de ene verbazing vallen in de andere. In verwondering ziet hij op
datgene
wat op zijn weg wordt gebracht.
Het
is niet de bedoeling van de
Heere dat mensen in het donker lopen. Gods kinderen zijn kinderen van
het
licht. Strijd van binnen en van buiten kunnen oorzaak zijn tot
vertwijfeling.
Doch in een weg van meer onderwijs zal het toch minder worden. Het is
een
leugen dat een Christen uiteindelijk niet met zekerheid mag getuigen
een kind
van God te zijn.
Wat
is het van groot belang dat
mensen zitten onder het zuivere woord. Het juiste onderwijs ontvangen.
Christus
is de Waarheid. En overal waar Hij gepredikt wordt, is de Heilige Geest
in al
Zijn kracht aanwezig mensen te roepen en de zaligheid in alle facetten
uit te
werken. Meerder kennis, gerechtigheid en heiligheid. Ieder Christen
wordt
geoefend op de weg. Wordt een persoonlijkheid.
Daar is echter
helder en duidelijk onderwijs nodig. Een mens moet verder worden
geleid. Het is
niet voldoende wanneer een predikant alleen nodigt. Hij heeft
vervolgens tot
taak onderwijs te geven voor het verdere van de weg. Er moeten in de
gemeente
vaders en moeders in Israël gevonden worden.
In
veel kerken lijkt het meer op
een sekte dan op het lichaam van Christus. Men meent dat christen-zijn
afhangt
van een geijkte bekeringsgeschiedenis. Het kunnen bespreken van heel
grote en
wonderlijke dingen. Er wordt een gestalte verwacht van een zwart pak en
een
scheef gezicht. Een meewarig spreken. Een Christen is blij in de Heere.
Getuigt
met vreugde. Ieder
Christen in elk
kerkverband kan vertellen over
de weg die de Heere met hem of haar gaat. En aard en karakter bepalen
de wijze
waarop dit gebeurt.
De
grote vraag die een Christen
zichzelf moet stellen is de vraag naar een eigen identiteit. Wie ben je.
Wie ben je in Christus. Het is grote onzin dat een christen niet
standvastig
mag zijn. Niet duidelijk en resoluut. Geen eigen mening. Het is een
leugen dat
Christenen als tobbende mensen en klagers over de aarde moeten gaan. Het is niet
waar dat een Christen per definitie moet beantwoorden aan de gestalte
van een
onmondig kind.
In
Christus ben je sterk. Hij is
je kracht. Al moet je door een bende dringen, over een muur springen.
Het is
praktijk dat de mensen met de meeste levenservaring uiteindelijk weten
waar ze
het over hebben. Zij zijn immers de geoefende Christenen. Maar het is
ook
praktijk dat mensen met genade elkaar vaak naar het leven staan.
Er
is een godsdienst in onze dagen
zonder de werking van Gods Heilige Geest. Er zit geen enkel leven in.
Ambtsdragers in deze kringen worden niet verder geleid. Meest staan ze
voor de
ontsluiting in Christus. Ze spreken over Hem. Maar niet uit
Hem. Ze wijzen op
Hem. Maar kennen Hem niet in Zijn opstandingskracht. Waar
zijn de verlichte ogen van het verstand? Waar is de opmerkingsgave?
Waar is de
wijsheid? Waar is de tact?
En al wat aan Hem is, dat is gans begeerlijk.
Door
het niet weten van het nieuwe
leven wordt verkeerde pastorale zorg verleend. Er is geen onderwijs mensen tot
volwassen christenen te leiden. Dit geeft blijvend
twijfel en
vertwijfeling aan die kleintjes in de genade.
|