Ik
en die ander. Die ander en ik. In
een jezelf onderzoeken is het zo van belang het je af te vragen. Dien
ik of,
daarentegen, ik heers. Zoek ik het heil van de ander. Of wil ik mijn
haan
koning laten kraaien. Geef ik ruimte aan die ander. Of druk ik , koste
wat
kost, mijn eigen zin en wil door. Laat
ik duidelijk zijn. Het Woord is duidelijk. We hebben in de eerste
plaats de
ander uitnemender te achten dan onszelf. Dat is al een les. Wie is die
ander.
Wat zegt en wil die ander. Waarom doet die ander zo. Is het gegrond op
Gods
Woord. Het is eenvoudig gezegd een verdiepen in die ander. Zonder ook
maar je
een oordeel over die ander te vormen. Oordeelt niet, opdat gij niet
geoordeeld
wordt. En wanneer we bij die ander een weg bespeuren die niet is naar
Gods wil
en wet, dan hebben we deze persoonlijk en in liefde te onderwijzen.
Niet om te
krenken. Niet om hatelijke gevoelens kenbaar te maken. Doch om te
behouden. Wanneer
we ons dit bewust worden dan zal meest schaamte ons bedekken. Want hoe
dikwijls
zijn we tekort geschoten wanneer het hier over gaat. Wij weten hoe het
is. Hoe
het moet en bovenal, wat die ander verkeerd doet. We beschadigen de
ander door
hem of haar in een kwaad daglicht te stellen. Een kwaad gerucht voort
te
brengen. En zo de Heere het niet verhoedt, we gaan door op die
goddeloze weg. Het
mag niet gezegd worden. Alles wat ons mogelijk tot de orde roept mag
niet
gezegd worden. We willen niet gezegd worden. We willen onszelf zijn en
blijven.
Doorgaan in de weg die we zijn ingeslagen. Ook in het omgaan met onze
medemens.
En dat wat we denken of zeggen over die ander trekken we nooit en te
nimmer
terug. Zoals wij het dachten en zeiden, zo is het. En niet anders.
Kortom,
schaamte kennen we niet. Schuld nog minder. En we kijken liever naar
die ander
dan naar onszelf. Hoe anderen ons zien willen we niet horen.
Integendeel, het
verergert ons beeld van die ander. De
Heere is op deze aarde een levend voorbeeld geweest van dienen. Van het
omgaan
met mensen. Van het goede te zoeken voor die ander. Ook van die ander
die in de
grootste zonde leefde. In lichamelijk maar ook geestelijk opzicht bood
Hij in
een weg van liefde genezing. Dat moet elk christen toch verbreken. Dat
moet elk
christen toch lessen leren. In een zichzelf afvragen of het eigen doen
en laten
beantwoordt aan dat wat ons is voorgedaan door de Heere Zelf. De
Heere deed niet aan vriendjes politiek. Integendeel. Hij had Zijn
vijanden
lief. Hij zocht het goede voor hen. Wanneer we onszelf opnieuw
onderzoeken, dan
moeten we bekennen dat we alleen het goede voor onszelf zoeken. Dat we
ons
gelijk zoeken. Het liefst de adel tot onze vrienden hebben. En hen
verguizen
die ons niet achten. Met hen in geen geval te maken willen hebben.
Samen met
hen willen we niet optrekken. We zoeken verder te gaan. Altijd maar
verder. Met
onze eigen gedachten en inzichten. Met onze vrienden. Die we ons
gemaakt
hebben. Het
is daarentegen zo vruchtbaar op te trekken met hen die niet onze wil
delen.
Onze gedachten vreemd zijn. In een samen op weg gaan en in een
luisteren naar
elkaar onze inzichten onder de loep te nemen. Zo nodig in een weg van
schaamte
bij te stellen. Niet langer door te gaan in een weg van betweterigheid.
De
Heere leert ons in Zijn Woord dat we gelouterd moeten worden. Dat er
zonder
heiligmaking geen zaligheid is. Hoe zou dit proces voortgang kunnen
hebben
zonder het kijken naar jezelf. Het luisteren naar Gods Woord in deze.
Waaruit
we leren dat Hij moet groeien in ons. Zijn Beeld moet in ons leven
openbaar
worden. En
daarentegen moeten wij minder worden. Een goddeloze zondaar moet in de
smeltkroes. Als een pot op de pottenbakkersschijf. Het zijn zomaar een
paar
gelijkenissen die zo duidelijk aangeven wat moet gebeuren. Er moet in
het leven
van elk mens wat gebeuren. Een wonder. Dat wonder zal niet gebeuren als
het aan
onszelf ligt. We willen blijven die we zijn. En zeker niet omgekeerd,
omgekeerd
en omgekeerd worden. Toch
is in het leven met de Heere duidelijk dat dit juist gaat gebeuren. Een
mens
die van de genade van de Heere leeft groeit door die genade in het
beeld
vertonen van de Heere. Altijd weer zal hij zien dat het schuld is
zonder het
vertonen van dat beeld van de Heere in ons leven. En niet in de laatste
plaats
in het omgaan met de medemens. Gods
Wet vraagt God lief te hebben bovenal. En onze naaste als onszelf. Hoe
is het
dan mogelijk dat we onze naaste eten en verbijten. |
|