Verlaat niet
wat Uw hand begon
Gods offers
zijn een verbroken hart en een verslagen geest.
Dat de Heere toch om wil zien naar een mens zoals ik ben. Dat Hij Zijn
oog wil
slaan op mij. De Heere werkt dit altijd uit in de diepte. Hij breekt
alles wat
naar hoogmoed ruikt af.
God
is niet als mensen. Hij is
heilig en almachtig. Zo wil Hij ook erkend worden. Het is voor Zijn
kinderen
geen vanzelfsprekendheid dat Hij voor hen zorgt. Ze worden dagelijks
bepaald
bij het wonder. En in dat licht zien zij het Licht. Ze smeken of Hij in
gunst
op hen van boven wil zien. Of Hij af wil maken wat Zijn hand is
begonnen. En
steeds weer komen ze erachter dat Gods werk in de diepte brengt.
Iedere
groei in genade geeft een
sterven aan het eigen-ik. Steeds weer dreigen in de dieptes Gods
kinderen om te
komen. Het is als Petrus die het uitriep: Heere, help, ik verga. Toch
zullen ze
niet vergaan. In geen moeilijke tijd. Ze zullen het na de diepte weer
zien dat
de verdrukking een goede vrucht heeft voortgebracht. Dan zeggen ze ook:
Het is
goed voor mij verdrukt te zijn geweest.
Zeker
is het moment in die diepte
niet aangenaam. Gods kinderen zijn dan ook het liefst alleen. Want zij
die het
niet kennen zouden de spot nog drijven met deze stand in het leven.
Niemand
verlangt naar deze donkere dagen en nachten. Maar Gods kinderen weten
dat het
zonder niet kan. De kroon moet immers worden omgekeerd. Omgekeerd en
omgekeerd.
Niemand
is jaloers op een mens die
in de diepte wordt geoefend. Maar op de hoogtes die volgen kunnen de
spotters dan
ook niet komen. De bergen en de dalen zijn hen beide vreemd. Genade
valt vrij.
En de Heere is geen God Die het moet. Hij is een God Die het doet. Hij
schenkt
aan armen uit genade zo het eeuwige leven.
De
Heere geeft nooit voor niets
Zijn genade weg. Altijd weer past dit in het plan wat in de eeuwigheid
is
opgesteld. Het kan gebeuren dat een mens vandaag iets ontvangt wat hij
morgen
al nodig heeft. Alle dingen zullen in het leven medewerken ten goede
degenen
die naar Zijn voornemen zijn geroepen. De Heere geeft een opmerkzaam
hart. Er
gebeurt niets bij geval. Dan wordt gezongen: leer mij volgen zonder te
vragen.
Het
gehele wereldgebeuren is een
grote puzzel. Waarin alle stukjes gelegd worden om uiteindelijk Gods
lof te
verkondigen. Augustus kon niet weten dat hij een plan uit moest
vaardigen om de
Heere Jezus in Bethlehem geboren te doen worden. Naderhand zullen
altijd weer
mensen met een geopende mond het uitroepen: oh…hoe groot is
dat goed….
Gods
kinderen zijn mensen van op
en neer. Zo zingen ze en zo gaan ze weer bedrukt over de aarde. En in
dit alles
is de Heere een God van veel uitreddingen. Hij is krachtig bevonden een
Hulp in
benauwdheden. Zo gaan ze van kracht tot kracht, die ze van Boven
ontvangen,
weer verder. De weg die hen gewezen wordt. Ze dreigen soms te bezwijken
op de
weg. Het water kan soms heel hoog komen. Doch verdrinken doen ze niet.
Hier
scheen ons het water te overstromen. Daar werden we gedreigd door het
vuur.
Maar Gij deed ons het geweld ontkomen. Verkwikkend ons ter goeder uur.
God
is en blijft een God van
wonderen. Hij maakt gans Israël eens vrij van
ongerechtigheden. Gods kinderen
zingen ervan: zo doe Hij ook aan mij. En dan mogen ze wel eens een
vergezicht
ontvangen. Ze zullen eeuwig zingen van Gods goedertierenheden. Het zijn
de
oases in de woestijn. Doch evenzo weten ze dat het maar momenten zijn.
Want
hier beneden is het land der ruste niet. De reis duurt voort.
|