Invullen
voor de ander. Wat
zijn we er goed in. Om
de tien geboden in te vullen voor de ander. De ander die zich in onze
ogen
schuldig maakt aan dit of dat. Die niet doet wat wordt gevraagd. We
vullen er
als het ware onze dagen mee. Niet te vergeten passen we de woorden uit
de preek
ook toe op die ander. Want die ander zou toch wel eens dit of dat ter
harte
mogen nemen. Neem
nu het gebod om te
vergeven. We kunnen het de ander als het ware in de mond leggen. Het
van die
ander eisen. Die ander zou toch meer van
het vijfde gebod moeten leren. En mij nu eindelijk eens vergeven. Het
is zo herkenbaar. Het
gebeurt dagelijks. Maar of het Woord goed is verstaan is de vraag. Want sprak de Tollenaar zijn onwaarde niet uit?
Het zou immers een eeuwig wonder zijn als de Heere hem, de grootste van
de
zondaren, nog genadig zou willen zijn. Wanneer een mens in gaat zien
wat hij
die ander heeft aangedaan, dan is er niet de eis om vergeving, maar dan
is het
de minste worden voor die ander. Het niet waard zijn dat die ander nog
met hem
te maken zou willen hebben. Je
moet me maar vergeven.
Het is een veel gehoorde uitspraak. Je kan er geen punt achter zetten.
En als
die ander dan duidelijk aangeeft dat het niet zo gemakkelijk ligt, dan
wordt al
snel afgehaakt. Om reden dat men vanuit de hoogmoed is gekomen. Zo goed
in
eigen oog. Dat toch zeker werd geprobeerd de verstoorde verhouding weer
goed te
maken. Maar inzicht in dat wat is geschied, door eigen schuld, het is
er niet. Mensen
kunnen elkaar pijn
doen. Veel pijn. Ik denk aan incest. Het beschadigen van die ander op
welke
manier dan ook. Indoctrineren. Zeker kan die ander in de schuld komen.
Maar de
eis van vergeving is niet aan de orde. Want zo'n groot kwaad die ander
aangedaan, daar is bijzondere genade voor nodig. Het zou toch van
genade
spreken als die ander mij, de grootste van de zondaren, vergeven wil.
Met mij
nog omgang wil hebben. Dat is ook niet aan de orde bij het vragen om
vergeving.
Hoogmoed
zit in ieders hart.
Bukken en buigen voor de ander kennen we van nature niet. Ook al gaan
we op een
weg die steeds verder ons brengt van de Heere, we zullen niet en nooit
toegeven
dat het de verkeerde weg is. En, in eigen oog met de Heere, onze weg
vervolgen. Tenzij de Heere ons een halt
toeroept. Doch dan is de vrucht niet het eisen van vergeving. Dan is
het een
wonder als de Heere dat wil schenken. En zullen tranen van berouw niet
worden
gemist. Om alles wat is gedaan, ten koste van. Mensen
kunnen elkaar pijn
doen. Veel pijn. Zonder dat ze zelf weten dat ze dat hebben gedaan. Men
gaat
verder op dezelfde weg. En zal nooit vallen van de hoge trede van de
trap.
Tenzij........ Maar
dan verandert alles.
Dan ben je niet meer degene die je was. Niet meer waard dat de Heere
naar je
omkijkt. Doch anderzijds de Heere bij alles zo nodig te hebben.
Ingezien dat
je, hoe je ook dacht met de Heere te wandelen, niet Hij jou, maar jij
Hem niet
missen kan. Eerlijk makende genade. Ook naar mensen toe. Ik heb je pijn gedaan, maar kan niet zonder
je. |
|