Het
volk dat in duisternis
wandelt. Het
licht staat tegenover
het duister. Wie het licht ziet verlangt niet naar het duister. Wie in
het
duister wandelt voelt zich ongemakkelijk en niet prettig. Gods kinderen
weten
van het verschil tussen het licht en het duister alles. Het is donker
wanneer
er geen licht is. Het licht geeft het geloof in een God Die Zijn Zoon
gegeven
heeft voor hen persoonlijk. Eenmaal hebben ze in het geloof Hem gezien
in de
kribbe van Bethlehem. Ze wisten het: Deze zou hen verlossen. Het was
alles nog
zo verborgen. Immers lag Hij daar in doeken gewonden. De windselen
zouden er in
het komende af moeten gaan. Dan eerst zou Hij Zich laten kennen in Zijn
Namen,
Zijn Deugden en Zijn eigenschappen. Maar daar bekommerden ze zich niet
om. Het
was Kerst. Er
kwam een tijd dat ze het
konden doen met het geloof wat op dat ogenblik in hen gelegd was. Deze
zou hen
verlossen. Maar het bleef niet zo. Er kwam een geheel andere tijd. Een
tijd van
dikke duisternis. Ach, eerst hadden ze het niet zo in de gaten. Ze
konden het
nog wel een poosje volhouden. Leven met datgene wat hen geopenbaard
was. Het
Licht van de wereld. Maar
het werd anders. Het
leek alsof het niet meer was zoals geweest. Waar was hun geloof, waar
was hun
moed. De zon verdween en het licht werd niet meer gezien. Langzaam maar
zeker
werden ze er zich van bewust: het was donker geworden. Er was een
verschil
gekomen met de tijd van voorheen. Ze zongen niet meer. Ze spraken niet
meer. Ze
werden stil. Steeds stiller. Maar het was nog niet genoeg. Want de
Heere werkte
aan op de nood in het leven. Het zou zo donker worden dat ze dachten
dat het nooit
meer licht zou wezen. Nee, het was alles geen verbeelding geweest wat
ze eens
ervaren hadden. Maar ze konden het er niet meer mee doen. En
in een tijd van advent
gaan ze als eenzame mensen door het leven. Ze willen het voor niemand
weten.
Maar Kerstfeest is voor iedereen, behalve voor hen. Kerstfeest
komt steeds
dichterbij. Slapeloze nachten volgen. Ze voelen het. Het wordt opnieuw
vastlopen. Er is geen weg meer naar rechts. Geen weg meer naar links.
Voor en
achter is gesloten. Om hen is een pikdonkere
nacht. Waar is toch God waar ze
alles van verwachtten. In radeloosheid schreeuwen ze het uit. Is er in
mij een
schadelijke weg. Leidt me toch op de eeuwige. En
zo wil de Heere Zijn
kinderen nu zien. Als hulpeloos en ellendig. Mensen die het van niemand
verwachten dan van Hem alleen. Geen grote of hoogverheven mensen. Maar
kleine,
in zichzelf onwaardigen. In die nacht wordt het Licht opnieuw
geboren…. Gelegd
in het hart. Alle dingen mogen meewerken. Want het wordt toch
Kerstfeest.
Kerstfeest voor een volk wat in duisternis wandelt. Het grote wonder is
dat de
liefde dan opnieuw het eerste is wat zich uit. Liefde tot God. Liefde
tot de
naaste. Het donker is voorbij. En er wacht een Gezegend Kerstfeest. |
|