Ik
leg de namen van mijn
kinderen in Uw handen. Onze
kinderen. En onze
kleinkinderen. Het lijkt vaak al snel zo gewoon. Maar bijzondere
gebeurtenissen
kunnen ons er plotseling weer zo bij bepalen. Ze zijn er. De kinderen
en de
kleinkinderen. Wanneer we ze zelf niet hebben, dan zien we ze om ons
heen.
Kleintjes maar ook groteren. En allen, net als wij, geboren om eenmaal
ook weer
te sterven. Al of niet geboren op het erf van de genade. Met een ziel
voor de
eeuwigheid. Ik
zei al, het kan zo gewoon
lijken. Tot we ze voor het eerst of opnieuw op ons hart gebonden
krijgen. Ze
zijn dichtbij. Of veraf. Maar in onze gedachten zijn ze en gaan we al
of niet
met hen mee. Al of niet. We moeten ze loslaten. Vroeg of laat. Ze
worden ouder.
Krijgen een eigen leven. Een leven wat we wel of niet kunnen
aanvaarden. In elk
geval gaan ze wel
met ons mee. Met ons
mee in onze gedachten. Maar bovenal in ons gebed. Wij leggen ze de
Heere voor.
Meer kunnen we soms niet doen. Er zijn zoveel dingen voor ons
verborgen. Ze
vertellen ons niet alles wat ze doen. Dat hoeft ook niet. De wetenschap
dat er
Eén is Die wel alles weet is de uitnodiging aan ouders en
grootouders hen in
Zijn hand neer te leggen. Ze allen Hem voor te houden. Keer op keer.
Soms met
een zucht. Soms met een klacht. Maar een andere keer toch ook met een
hart vol
blijdschap en dankbaarheid. Ik
leg de namen van mijn
kinderen in Uw handen. Met de bede hen te bewaren voor het leed van
deze wereld.
Voor de verleidingen van de zonde. Voor ziekte en smart. Maar bovenal
is daar
de bede om hen in dit leven te leren of te laten leren van de weg die
ze als
het goed is moeten leren gaan achter de Heere aan. Om hen een hart te
geven wat
tot Zijn dienst is bereid. Om in liefde te leren leven voor de Heere.
Om vanuit
die liefde de naaste lief te hebben. Dichtbij of veraf. Te geven alles
wat ze
nodig hebben om geoefend te worden door Woord en Geest. Het
lijkt soms zo gewoon.
Kinderen te hebben. Kleinkinderen te ontvangen. Kinderen op onze weg te
krijgen. Doch wanneer we door genade mogen zien welk een taak het ons
geeft en
wat het ons in alle dingen te zeggen heeft, dan wordt het alles een
opdracht.
Natuurlijk zullen we het nooit goed doen. Onze beste werken zijn met
zonde
bevlekt. Maar door de kracht van de Heilige Geest mogen we zaaien. En
in het
gebed aan de Heere vragen of Hij er Zijn zegen aan wil verbinden. Kleine
kinderen, kleine
zorgen. Grote kinderen, grote zorgen. Het zijn van die geijkte
uitspraken. Het
is dan misschien eens goed naar onszelf te kijken. We waren eens klein.
We
werden groter. Welke zorgen hebben we zelf onze ouders gegeven. Wanneer
we dat
gaan zien en beleven, zouden we dan onze kinderen, onze kleinkinderen,
hoe dan
ook, niet steeds weer in onze armen houden? |
|