Het
geloofsleven. Wie
ben ik om het
geloofsleven van iemand onder de loep te nemen. Waar de één van jongs
af de
Heere groot maakt, daar tobt een ander
een heel leven over zijn of haar staat. Het is hooguit jaloezie die de
ander
zogenaamd niet over kan of wil nemen............. De
grote vraag blijft of er
persoonlijk deel is aan Christus. En wanneer we dit gegeven kunnen
onderschrijven is er geen enkele behoefte die ander de maat te nemen.
We hebben
met onszelf te doen. Het blijft de belangrijke vraag: wie ben ik voor
de Heere.
Vervolgens zal het echt niemands behoefte zijn mensen in de weg te
staan. Maar,
integendeel, hen tot Hem te leiden. Het
grootste wonder zal zijn
dat ik straks rechtvaardig voor God kan en mag verschijnen. En dat is
nu juist
ook datgene waar in de beleving zo'n verschil wordt gevonden. De één
verwondert
zich in het leven over het mogen weten met zekerheid dat dit heil hem
of haar
is beschoren. Er is de zekerheid dat de Heere mij persoonlijk liefhad.
En mij trok uit de duisternis tot Zijn
Licht. Het is
in dit leven een wonder. En zal dit altijd blijven. Dat de Heere toch
wilde
omzien naar een hond als ik ben. Terwijl Hij zoveel mensen voorbij
gaat. Doch
aard, karakter,
opvoeding, zal mogelijk reden zijn dat deze vreugde en verwondering in
het
leven niet allen is toebedeeld. Ik kan kort zijn: we staan er zelf zo
dikwijls
tussen met onze maars en waaroms. Misschien teveel
bekeringsgeschiedenissen
gelezen. We kunnen ons niet meten aan deze of die. Mogelijk opgevoed
dat er
toch wel zeker dit en dat gekend zal moeten zijn. Waarbij we dan toch
wel zeker
weten dat we dit niet kennen. Of anderen houden ons dit met een
geestelijke
zweep wel voor. Zo
is zalig worden geen zekerheid
maar schijnbaar een onmogelijkheid geworden. Ik
kan maar één duidelijk
advies geven. Laat los. En ge zult losgelaten worden. Roep de Heere aan
in al
de nood. En Hij zal op Zijn tijd en wijze eruit helpen. Niet zelden
wordt het
niet alleen een sterven aan jezelf. Maar vaak ook een sterven aan alle
godsdienst waarin is opgevoed. Aan alle dwaze denkbeelden die vanuit de
jeugd
en vanuit een kerkelijk milieu zijn aangepraat. Zeker
is dat dit geen
gemakkelijke weg is. Om niet langer te vertrouwen op dat wat diep
geworteld
zit. En je alleen te laten drijven op de wateren van de vrije genade.
Waarin de
Heere zegt: Ik ben het Die met u spreekt. Ik ben de Goede Herder. Ik
geef Mijn
schapen het eeuwige leven. Niemand zal ze uit Mijn hand rukken. Komt
allen tot
Mij die vermoeid en belast zijt. Ik zal u rust geven. Het
is een gegeven dat het
makkelijker is om uit de wereld tot God bekeerd te worden dan vanuit de
godsdienst. Die ellendige godsdienst die mensen niet wijs maakt tot
zaligheid.
Maar, integendeel, voedt in angst en twijfel. Het
is een leugen dat er nog
nauwelijks mensen tot God worden bekeerd. Gods genadedeur blijft
openstaan
zolang de wereld bestaat. En al wie tot Hem vlucht wordt niet
buitengesloten.
Wie Hem aanroept in de nood, die vindt Zijn gunst oneindig groot. Ja,
dan zal
er inderdaad ook voor zulke ellendigen, toch een gelovig uitzien zijn. Strijd
en aanvechtigen zijn
voor al Gods kinderen verschillend. Doch Gods genade houdt vast. Ook in
de
meest moeilijke periodes van het leven. En omdat Hij vasthoudt zullen
ze allen toch
weer zingen als in de dagen van eerst. En die hier bedrukt en met
tranen zaait
zal zeker juichen als hij vruchten maait. |
|