Het land der ruste. Wij, mensen,
zouden het op aarde graag fijn willen hebben.
Goed en zonder zorgen. Gods Woord leert het ons anders: Het is hier het
land
der ruste niet. Het leven voor al Gods kinderen is een leven vol
strijd, moeite
en verdriet. Dit alles om geoefend te worden in het geloof. Gelouterd
door het
lijden. Het zijn de wegen tegen het vlees. Omdat Gods Geest vruchten
van de
geest zoekt. Het land der
ruste wordt dus op deze aarde niet gevonden.
Steeds weer klinkt Gods bevel: Zegt de kinderen Israëls dat ze
voorttrekken.
Het is de weg van de Heere om na een tijd van (toe)rusten Zijn kinderen
opnieuw
te gebruiken. Opnieuw in de strijd te zetten. Deze wegen zijn
onderscheiden. De
ene keer veel moeilijker dan de andere. De Heere weet wat Hij doet. Het
loopt
Hem nooit uit de hand. Het geloof wat
blijvend wordt geoefend moet leren om het te
verwachten van de Heere alleen. In de grootste smarten moeten de ogen
op de
Heere geslagen blijven. Hoe het ook schijnbaar tegenloopt, Hij staat
boven de
omstandigheden. Hij is niet de God van de leugen. Hij is niet de God
van de
laster. Hij is zeker niet de God van het koor waarvan de duivel de
dirigent is.
Hij is de God van Abram, van Izak en van Jacob. De God van het
verbondsvolk.
Wat van eeuwigheid uitverkoren is om Zijn lof te verkondigen. Het volk van de
Heere gaat de reis door de woestijn. Ze zijn
op weg naar het land van de belofte. In de woestijn krijgen ze hun
lessen. Zo
zouden ze zo graag blijven op de plaatsen waar het goed is. De plaatsen
waar de
palmbomen staan. De waterputten zijn. Maar de Heere wijst hen een
andere weg:
Het is hier het land van de ruste niet. Maar, nu staat
er iets geheel anders tegenover. Er blijft
een rust over voor het volk van God. Hoe tegenstrijdig. Geen land der
ruste en toch
een rust. Het zijn geen zaken die in één dag
geleerd worden. Daar is nu het
gehele leven voor nodig. Een les die nooit ophoudt dan bij het sluiten
van de
ogen. Te leren dat de Heere naast het kruis ook de kracht en de moed
geeft om
te dragen. Ja, meer, Hij wil dat Zijn kinderen in het dragen van het
kruis wat
Hij geeft anderen tot zegen zijn. Er is immers de opdracht: Brengt dan
vruchten
voort tot geloof en tot bekering waardig. Dat zijn geen vruchten die
mensen van
zichzelf hebben. Wanneer de Heere echter in het leven komt, Hij geeft
niet
iets, Hij geeft alles. Hij werkt niet iets. Hij werkt alles. In het
land vol
onrust wordt een rust geboren die leert vertrouwen en wachten. Wachten
op
datgene wat de Heere voor ogen heeft. De Heere is
groot. Hij is zeer te prijzen. Maar Gods
kinderen moeten wel leren dat ze het dan in het leven ook enkel en
alleen van
Hem verwachten. Hun zaken niet leggen in de handen van mensen. De
psalmist zong
het immers: Vest op prinsen geen vertrouwen. En: Zalig hij die in dit
leven de
God van Jacob tot zijn hulp heeft. Het land der
ruste wordt hier beneden niet gevonden. Maar
boven dit tranendal staat de Heere met Zijn bijzondere genade. Hij
trekt uit de
duisternis mensen tot Zijn wonderlijk licht. Het is echter zaak om te
bedenken
dat dit nooit gaat zonder kapituleren. Het is een weg van omkomen met
alles wat
van jezelf is. Om op te staan in de Heere Jezus. Om zo in een nieuw en
godzalig
leven te wandelen. Tot Zijn eer. |
|