Persoonlijk
geestelijk
leven. Wie
geeft mij het recht het
geestelijk leven van anderen te oordelen. Laat staan te veroordelen.
Het leven
wat mensen persoonlijk al dan niet met de Heere hebben. Of denken te
hebben. Waar
ze al dan niet over praten. Maar waar ze in hun dagelijks leven door
hun manier
van leven al dan niet van getuigen. Leven is het voortbrengen van
vruchten. De
boom die aan de vruchten wordt gekend. Zo is het in het leven van alle
dag.
Mensen getuigen wie ze zijn. Waar hun hart naar uitgaat. Wat het
richtsnoer in
hun leven is. Er zijn zeer zeker uiterlijke dingen. Zoals de vrouwen
die ik op
de Veluwe kende en week aan week of vaker hun haren netjes opgestoken
hadden. Al
dan niet bij een kapper. Die neerkeken op de wat kortere haren en
mogelijk
korte haardracht van anderen. Alsof het in de haren zit. Ik vraag me af
wat het
verschil is met de hoofddoek van de moslims en dat opgestoken haar. Het
is een
zich eigengemaakte gewoonte. Die men misschien wel zou willen
doorbreken maar
het niet durft. Misschien deels omdat men het altijd zo heeft gedragen.
Om de
eenvoudige reden dat men denkt dat het zo moet. Genoeg
over het haar van de
vrouwen. En laat ik over andere uiterlijke gewoontes maar zwijgen.
Gewoontes
van mensen die al dan niet een bepaalde godsdienst aanhangen. Wat niets
te
maken heeft met de niet meer dan tien geboden van de Heilige Wet des
Heeren. De
tien geboden die in het leven met de Heere het richtsnoer is om in een
nieuw
maar ook godzalig leven te wandelen. Het leven wat in dienst van de
Heere is. Om
de eenvoudige reden dat men God liefheeft boven alles en de naaste als
zichzelf. Een leven wat geleid wordt door Gods Geest. Waar men
vruchtbaar is op
de plaatsen waar men komt. Niet door te spreken over zichzelf. Maar om
te
dienen. Te leven vanuit de liefde tot God en zo ook tot de naaste. In
dat leven
is er sprake van een verlangen dagelijks te zien dat het de Heere is
Die het
leven leidt. Die weet van alle moeiten en alle verdriet. Die weet van
alle
beproevingen en strijd. Van alle onbeantwoorde vragen. Die niet leert
boven
mensen te staan. Maar om de onderste tree van de ladder in te nemen. Om
vervolgens te lief te hebben. Te geven van datgene wat men zelf heeft
ontvangen. Daar waar men komt, leeft en woont. Men
is uit op de eer van
God. Op het heil van de naaste. En in het leven, al dan niet verborgen,
met de Heere
is dat te zien en te horen. Het
is op te merken in alles wat men doet of laat. Het leven met de Heere
is in
wezen altijd een persoonlijk leven waar niemand wat mee heeft te maken.
In de zin
van het te oordelen of te veroordelen. Het enige wat ons is toegestaan
is
mensen op de zonde te wijzen. Op datgene wat men doet wat niet is naar
Gods
Heilige Wet. En verder heeft men af te blijven van datgene wat in die
ander
omgaat. Wie zal weten wat er in mensen ten diepste leeft. Mensen die
niet of
nauwelijks over hun leven met de Heere spreken. Die het ook niet
belangrijk
vinden om zichzelf bloot te geven in deze. Mensen die misschien meer
met de
Heere in het verborgen spreken dan men voor mogelijk houdt. Maar
waarvan in het
leven duidelijk is op te merken hoe ze vallen onder de bijzondere zorg
van de
Heere. Als men dat tenminste nog wil zien. Mensen, die Hij als Zijn oogappel
bewaart. Waar Hij het
keer op keer voor opneemt. Hoe diep ze ook zijn in nood, Zijn gunst is
voor hen
oneindig veel groter. Hij
is het Die hen
elke keer weer bemoedigt door te gaan op de weg die is ingeslagen in
het
geloof. Al lijkt het elke keer een weg vol vragen, moeiten en verdriet.
Strijd
en aanvechtingen. De
Heere heeft Zich een volk
overgehouden die op Zijn Naam vertrouwt. |
|