Gij zijt die
man. David was een kind van God. Vanaf zijn jongelingschap kende hij de tere gemeenschap met de Heere. In het veld zong hij reeds zijn psalmen. Hoewel hij de kleinste van zijns vaders huis was, hij werd door de Heere verwaardigd tot het innemen van een grote plaats. Toch moest ook hij in dit leven gaan leren dat hij bloot stond aan allerlei zonden. Hij had van zichzelf niet kunnen denken dat hij zover zou kunnen komen een moord te plegen om zijn eigen schuld te bedekken. Ook
een kind van God, levend in de zonde, kan het lang vol houden. Ook zijn
geweten
kan het zwijgen worden opgelegd. Mensen van eer en aanzien hebben een
groot
nadeel. Ze worden niet snel terechtgewezen. Enerzijds laat hun positie
dat niet
toe. Men waagt zich niet die zogenaamde sterke man
aan te spreken op zijn gedrag. Op zijn spreken. Als
het ware
wordt het dan maar in de doofpot gestopt. De Heere is echter geen ledig
Toeschouwer. Hij weet middelen en wegen te vinden om Zijn kind toch
weer op
zijn plek te brengen. Dan staat er eensklaps die profeet des Heeren.
Hij laat
hem als het ware zijn eigen vonnis uitspreken. Nee, David laat deze man
die
zeer kwetsbaar is niet doden. Op het moment dat daar die gezant van de
Heere
staat breekt hij. Hij buigt het hoofd. Hij belijdt zijn schuld. Hij
erkent zijn
zondige daden. Er volgt de straf. Maar hij krijgt ook de zo nodige
vergeving.
En de vrede met God. Al
Gods kinderen staan bloot aan dagelijkse zonden. Ze blijven ook na
ontvangen
genade zondaren. Hun beste werken zijn met zonden bevlekt. Daarom
vragen ook
zij blijvend om de dagelijkse verzoening van al datgene wat voor God
niet kan
bestaan. Het over de schuld heen leven brengt hen in de grootste
donkerheid. Ze
gaan de tegenwoordigheid van de Heere missen. Doch de hoogmoed die ze
van huis
uit meedragen belet hen te capituleren. Bang voor de spot van mensen
gaan ze
liever verder met het bewandelen van de ingeslagen weg voor en aleer
men zijn
schuld erkent. Dan zal er een Godsgezant aan te pas moeten komen. Om
kort en
duidelijk de waarheid aan het licht te moeten brengen. Nogmaals, op dat
moment
wordt duidelijk of er de bukkende en buigende genade van de Heere in
het leven
is. Zonder deze zal er ook nooit iets werkelijk veranderen. Want schuld
belijden doet een geheel andere weg inslaan. Er komt een haten van de
zonde.
Het zo nodig vragen om hulp bij het loslaten van de zonde. Maar ook een
ontwijken van al datgene wat aanspoort om in de zonde te blijven leven.
Er
komt een radicale keuze in het leven. Men heeft zich er zelf voor over
om als
de ellendigste van alle mensen openbaar te komen. Men verkiest de tere
gemeenschap met de Heere boven de zogenaamde liefde van hen die hen van
de weg
met de Heere afhouden. Doch in het verdere valt het dan zo mee. Want
niemand
van Gods kinderen zal de man die zijn schuld heeft leren zien en
belijden
veroordelen. Mensen die hun eigen verloren staat in het leven hebben
ingeleefd
gaan nooit staan boven een ander. Wanneer het mogelijk is dat zij
genade hebben
mogen ontvangen, het is voor iedereen mogelijk. David werd opnieuw
aangenomen
in de Geliefde. In het verdere mocht hij als een bevrijd man zijn weg
vervolgen. Geliefd bij al Gods volk. Zo was het. Zo zal het ook
blijven. De
vader van de verloren zoon stond op de uitkijk. Dagelijks verwachtte
hij zijn kind.
Die, op het moment dat het zover was, wenend in de armen werd gesloten.
Daar
stond een verbitterd en opstandig man buiten. Hij kende dit leven van
capituleren niet. Wilde er ook niets van weten. |
|