Dat hebt ge MIJ
gedaan. De
Heere leert ons in Zijn Woord dat de dienst van Hem een liefdedienst
is. De
Heere geeft de liefde in het hart tot Hem en onze naaste. Liefde is de eerste vrucht
die openbaar komt
in het leven wanneer Gods Heilige Geest het zaligmakend werk in het
leven
begint. Elke dag is er de vraag aan de Heere of Hij de weg wil wijzen
die Hij
wil dat wij in deze zullen gaan. Het zal altijd een weg zijn die in
Gods
koninkrijk past. Een leven van dienen. Van liefhebben. Van bewogenheid
en gunning.
Van meeleven. De weg van de liefde leert zichzelf altijd wegcijferen.
Maar de
genade van de Heere beloont hetgeen in liefde tot Hem is gedaan aan Hem
en onze
naaste. Misschien in dit leven, maar zeker wanneer we eenmaal bij Hem mogen zijn. Dan zal klinken: Wat gij
één van deze Mijn minste
deed, ge hebt het Mij gedaan. Velen
zullen bij het lezen van deze dingen het hoofd beschaamd moeten buigen.
Misschien voelen ze hun tekort. Maar om het anders te doen, ook dat zal
genade
zijn. Of, wanneer ze het niet willen horen, ze verdedigen zich op alle
mogelijke wijze. Misschien zullen ze aandragen dat het niet in de
vruchten zit.
Misschien houden ze vast aan datgene wat hen van kindsaf is
voorgehouden. Er
zullen bijzondere dingen verteld moeten kunnen worden wil het wel zijn
met
mensen. Maar een leven lang wachten op deze veronderstelde zaken doet
tekort
aan onze kostbare tijd om in Zijn dienst bezig te zijn. Paulus predikte
terstond de Christus. Zijn leven werd dienen. Hij tobde eerst geen
jaren of het
nu al of niet waar was geweest in zijn leven. Bewogenheid
met mensen is vrucht van de liefde die in het hart is uitgestort.
Liefde voor
de naaste is onvoorwaardelijk. Voor de Heere is niemand te oud of te
jong. Te
goed of te slecht. Allen zijn welkom bij Hem die hun leven aan Hem
willen
geven. Anders, Hij zoekt ze allen op.
Het is genade wanneer dit wonder mag gebeuren in het
leven van een mens.
De opzoekende liefde van de Heere. Dat Hij mensen opzoekt die naar Hem
niet
vragen. Maar die liefde werkt wel uit dat er een wederliefde komt.
Zoals de
Heere vraagt naar de mensen, zo gaan al Gods kinderen met hun
medemensen om.
Onvoorwaardelijk. Dit heeft niet te maken met het lid zijn van dezelfde
kerk.
Het is ook niet zo dat we uren moeten rijden om een ander op te zoeken.
Vaak is
het dezelfde straat waarin een eenzaam mens wacht op meeleven. Een
onverwachts
bezoek kan zoveel goed doen. Gods
genade geeft liefde tot de naaste. Wanneer de Heere omziet naar een
mens. Hem
opraapt uit het modderige slijk. Zou dan die ander te slecht zijn of
niet de
moeite waard hem een hand toe te reiken? Niemand wordt voor de Heere
voor niets
getrokken uit de duisternis. Niemand ziet voor niets het Licht van Zijn
vriendelijk Aangezicht. De Heere zegt dat ze vruchten moeten
voortbrengen tot
geloof en tot bekering. Om te zijn als een lichtend licht en tot een
zoutend
zout op de plaats waar men is gesteld. Een ieder met de hem of haar
geschonken
gaven en talenten. Dit vraagt een aangebonden leven. Om van en door de
Heere
geholpen te worden. Om door Hem de weg gewezen te worden van dag tot
dag. Het
dragen van vrucht is voor Gods kinderen zelf vaak niet te zien. Men
voelt zich
te klein. Men schiet in eigen oog te kort. Men kan het er zelf niet
voor
houden. Maar de Heere zegt: Zo wat Gij één van
deze Mijn minste gedaan hebt, ge
hebt het Mij gedaan. Dan zal het klinken: Over weinig was ge getrouw.
Over veel
zal Ik u zetten. |
|