Op
en neer. Het
geestelijk leven is een
leven van op en neer. Het geloof is niet altijd in beoefening. Nu is de
ervaring en de beleving hiervan niet voor iedereen hetzelfde. Zoals er
geen
mens gelijk is, zo is ook geen geestelijk leven gelijk. De oefeningen
in het
geestelijk leven verschillen. Zoals er ook overeenkomsten zijn. Want
uiteindelijk ervaart elk mens het leven van op en neer. Het alles heeft
oa te
maken met wie de mens is qua karakter. Ook het milieu en de opvoeding
heeft
voor het gehele leven zo zijn invloed. Vast staat dat in een geestelijk
leven
beweging zit. Het leeft. Het is niet dood. Er is verdieping. Er is
ontdekking.
En dit alles gaat niet zonder de momenten van op en neer. Van het
enerzijds
genieten en dan weer de ervaring van het toegesloten zijn. Nergens bij
te
kunnen. Nu
moeten we wel enkele
dingen scheiden. En dat zijn dan de oorzaken. De aanleiding tot de
donkere
tijden in het geloofsleven zijn we zelf. Ons doen en laten. Ons spreken
en ons
zwijgen. De Heere wil aan de ene kant niet met alles van ons te maken
hebben.
Met de zonde wil Hij geen gemeenschap hebben. Zo zullen er tijden zijn
dat Hij
Zich verbergt. Wanneer we Zijn gemeenschap zoeken zullen we door Gods
Geest in
een weg van schuld en vergeving het Licht weer zien opgaan. Er
kunnen echter ook andere
oorzaken zijn. Zo kunnen we onszelf voorbij lopen. Veel te veel hooi op
onze
vork nemen. Onze weerstand neemt af. We worden moe. Slapen slecht. En
uiteindelijk kan er zelfs een tijd van lichte of zware overspanning
zijn. Die
tijden zijn ook vaak momenten om tot onszelf in te keren. Voor onze
beleving is
het dan ook donker in ons leven met de Heere. We zien Hem niet meer en
komen er
achter dat we eigenlijk al een tijd achter ons hebben waarop we in de
veronderstelling zijn dat het allemaal zo wel goed zal komen. De tijd
van
noodzakelijke rust doet ook ons geestelijk leven goed. We komen weer
daar waar
de Heere ons wil hebben. Niet boven Hem staande. Niet naast Hem. Maar
aan Zijn
voeten. Als kleine mensen die het toch voor eigenlijk beleving helemaal
verbruid hebben. De Heere is een jaloers God. Hij zoekt Zijn eigen eer.
Hij
houdt in deze al de Zijnen op dat laagste plekje. Wanneer ze om welke
reden dan
ook daarvan zijn afgeweken, ze lopen onherroepelijk vast. In het
donker, wat ze
voor hun beleving ook nu weer over zich heen hebben gehaald. Geen grote
mensen.
Geen hoogmoedige mensen. Geen betweterige mensen. Geen eigengereide
mensen. De
Heere zoekt arme zondaren. Die voor hun beleving dat zijn of weer
opnieuw zijn
geworden. Van zulke mensen wil Hij de God zijn. De Helper in ook deze
nood. Het
leven van op en neer is
en blijft noodzakelijk. Al Gods kinderen zullen beamen dat het niet de
aangenaamste momenten zijn. Maar nadien zullen ze erkennen dat het toch
weer
noodzakelijk was. Zo alleen blijft het leven een leerschool. Zo alleen
vindt de
loutering plaats. Steeds opnieuw. Nooit Zijn Gods kinderen uitgeleerd.
Het
leren gaat bovendien niet gepaard met een groei in de lucht. Het is en
blijft
een verdieping. De wortels diep in de grond. Het huis moet onbeweeglijk
vast
komen te staan. Het
leven van op en neer is
niet voor elk mens gelijk. Veel oorzaken zijn er van meer of minder
zwaar. Al
is het dan in de
beleving. De één gaat bijvoorbeeld
veel langer door eer hij stilstaat dan de ander. De
één leert ook veel sneller
dan de ander. Maar uiteindelijk zal de loutering in het leven niet
anders
plaatsvinden dan in die weg. De weg van op en neer. |
|