Door
lijden geheiligd. Van
nature liggen we dood in
de zonde en in de misdaden. We kunnen geen goed voortbrengen. Dit weten
we
niet. We hebben er geen besef van. Totdat Gods Geest eraan te pas komt.
Hij is
de Werkmeester van de Zaligheid. Hij overtuigt van de zonde en Hij
leidt tot
Christus. Om zo van en door Hem geholpen te worden. Het
geloof in de drie-enige
God is een gave. En dan bedoel ik het waar zaligmakend geloof. Het
bevindelijk
ervaren dat we eertijds blind waren en nu mogen zien. En
toch is het niet zo dat
we op een rustbank mogen gaan liggen. In de tijd die ons nog is gegeven
zullen
we geoefend worden. Gelouterd. Door de dingen die ons in dit leven
overkomen.
Elke dag weer zullen we op onszelf teruggeworpen worden. Meer zien van
onszelf.
Maar dan ook meer van Hem Die ons liefhad. Zo lief dat Hij Zijn Zoon
naar de
wereld zond. Om mensen te redden die ten dode wankelen. Nogmaals,
het leven op aarde
is geen rozengeur en maneschijn. Iedereen, niemand uitgezonderd, krijgt
te
maken met de verbrokenheid van het aardse bestaan door de zonde. En nu
is het
maar de vraag waar het ons brengt. Er zijn twee mogelijkheden. Brengt
het ons
bij de Heere of drijft het ons steeds verder van Hem af. Het leven is
een
leerschool. Op de school van de vrije genade wordt het ons een wonder
als
we er op mogen
blijven. Het geloof wordt
in het leven beproefd. Waar we bij onszelf niets meer kunnen vinden wat
daar op
lijkt bij tijden. En toch die begeerte om van de Heere geleerd te zijn.
Een
uitzien naar een kleine blijk van Zijn gunst. Een gunst die er is omdat
we er
nog mogen zijn, maar die we niet meer voor genoeg kunnen houden. Het
verlangen
naar een vernieuwing van de band die er door de Heere Jezus is gekomen.
Maar
die we nu niet meer als zodanig kunnen houden. En dat enkel en alleen
door de omstandigheden
De zorgen en het verdriet. Die ons steeds weer zo voor ogen zweven. De
vragen
die er zijn. De antwoorden waar naar wordt uitgekeken. De tranen omdat
je bij
alle dingen meent je toch nog te vergissen. Het
zijn zo de dieptes waar
elk mens in dit leven mee te maken krijgt. Maar waar zij die aangeraakt
zijn
door Gods Geest niet zomaar een antwoord op hebben. Waarom dit en
waarom dat.
Waarom zus en waarom zo. Ze hebben geleerd in alles Gods stem te horen
en Zijn
hand te zien. Daarom vragen ze ook altijd zich af wat de Heere te
zeggen heeft.
Wat Hij hun persoonlijk te zeggen heeft. Zo
komen ze steeds dichter
bij Hem. Zo leren ze ook steeds meer van Hem. Zo gaan ze ook steeds
meer het
beeld van God vertonen. Alhoewel ze het zelf niet zien. Zeker, bij
tijden zien
ze het wonder. Maar even zoveel keren zijn ze er blind voor. En niet
zelden
zijn het de gesproken woorden van mensen om hen heen die hun prille
geloof en
hun wankele blijdschap verstoren. Woorden die soms een geheel leven
meegaan. De
twijfel die als kind werd gevoeld en geproefd. En dat van mensen die er
toch
voor gehouden werden kinderen van God te zijn. Zelfs zogenaamd ver
doorgeleide
kinderen van God. We
kunnen nog uren praten
over dat wat alles het leven van het geloof kan verstoren. Doch
uiteindelijk is
van belang dat de Heere boven alles staat. En wie Hij eenmaal heeft
aangeraakt
zal Hij ook Thuisbrengen. Het kan een leven worden van twijfel en het
niet
kunnen bekijken. Het niet kunnen geloven. Doch uiteindelijk geeft juist
dit een
gelouterd leven dicht bij de Heere. Een sterven aan alles wat buiten
Christus
is. Om zo de ware rust bij en in Hem te vinden. |
|