Wie
zijt gij o mens die een ander oordeelt. Herhaaldelijk
voel ik nog de
blikken van veroordeling op me gericht. Wanneer we ons op de Veluwe
bevinden is
het geen zelden voorkomend iets. Steeds opnieuw vraag ik me af: Wie
zijt gij o
mens die een ander oordeelt. De laatste keer dat we onze caravan
bewoonden dronk
ik bij de Hema een kopje thee. Direct voor me zaten twee leden van de
kerk
waartoe ik jarenlang behoorde. Natuurlijk herkenden ze me. Doch tezamen
genoten
ze onder het gebruik van de één of andere warme
drank van het gesprek wat ze
voerden. Was ik even het onderwerp van gesprek? Je zou het kunnen
denken naar
aanleiding van de blik van herkenning. Waar je dan zo eigenlijk zelf op
zit te
wachten gebeurt niet. Geen van de twee dames die zich tot me keerde.
Met een
meelevende vraag. Zo van: Hé, wat leuk je weer eens te zien.
Hoe gaat het met
je. Ach hoe kan ik het ook denken, hopen of verwachten. Is het ooit in
de jaren
dat ik op de Veluwe woonde zo geweest? Alleen ging ik mijn weg. Wat
toen er
niet was, zou het nu zo zijn? Is
het streeksgewijs te
ervaren hoe men met een naaste omgaat? Is het de gewoonte van een stad
of dorp?
Of is het ’t oordelen van leden die behoren tot de uiterst
rechtse flank van de
gereformeerde gezindte? Mensen die leven met de wet en met de letter?
Is het
iets wat men overneemt de één van de ander? Omdat
men er anders niet bij hoort
op de één of andere manier? Wie
zijt gij o mens die een
ander oordeelt. Oordeelt omdat het in het leven van de ander niet gaat
zoals
het bij uzelf gaat. Wie zijt gij die de ander voorbij loopt. Eenvoudig
omdat
die ander, toch ook je naaste, als een verschoppeling door het leven
gaat. Wie
zijt gij die op geen enkele wijze lijkt op de barmhartige Samaritaan
die zich
juist neerbuigt over de man die door de rovers met vele slagen is
geslagen. Zit
gij daarom zondag aan zondag onder de meest bevindelijke preek? Hebt
gij niet
gelezen dat er zo duidelijk in Matthëus 25 wordt gesproken
over diegenen die
denken in de Naam des Heeren geleefd te hebben maar geen oog hadden
voor Hem
Die ziek was en in gevangschap leefde. Schaamt
gij u niet wanneer
ge dit leest. Is het niet zo dat het schaamrood op uw kaken komt?
Natuurlijk
voel ik de veroordeling van de blikken die op me gericht zijn.
Natuurlijk merk
ik het smoezen van mensen onderling. Natuurlijk denk ik terug aan de
tijd toen
ik hoopte op een enkele blijk van meeleven. In plaats van het
veroordelen wat
onderling gebeurde. Misschien
kunt u het zich anders
inleven. Daar, achter u, naast u of voor u gaat iemand die het leed
heeft
geleden. Het leed wat mede door u erger werd. Die echter nu nog altijd
de plek
bezoekt waar de pijn en het verdriet jarenlang speelde. Maar waar u
deze
ontmoet, ziet of opmerkt gaat niet langer iemand die er onder lijdt.
Medelijden, diep medelijden vervult mijn hart als ik kijk naar de dan
zogenaamde vruchten van het geestelijk leven. Het geestelijk leven waar
u
zondag aan zondag in wordt gevoed. Als dit dan datgene is wat wordt
bedoeld met
het voortbrengen van een tien, twintig of dertigvoudige vrucht. Is dat het wat u ermee
bedoelt? Dan zou ik
zeggen dat mijn medelijden terecht is. Wie zijt gij o mens die een ander oordeelt. |
|