Een
opleving.
Wat
is er overgebleven van de reformatie zoals deze is bedoeld door de
hervormers
destijds. Sola
scriptura. Sola gratia. Sola vide. Er is in de
loop der
eeuwen een godsdienst ontstaan die leunt en steunt op het gevoel.
Op datgene wat zichtbaar
is. Van het geloof is hierbij geen enkele sprake wanneer het gevoel niet
in beoefening is. Dan raakt men in
vertwijfeling. Maar ons
gevoel zal ons niet behouden. Uw geloof heeft u
behouden. En zalig zij
die niet gezien hebben en het toch geloven. Men
kan één en ander zogenaamd niet overnemen wanneer
er geen goed gevoel is bij datgene
wat wordt gehoord en
gezien. Wanneer het
met eigen inzichten
niet strookt. Zalig worden uit genade en door het geloof wordt
verkracht. Er is een bouwen op datgene wat men ervaart door het eigen gevoel
in het leven. En met deze maatstaf durft men gerust anderen te
(ver)oordelen.
Vergeten wordt dat de Heere de Kenner van de harten is. Dat
uiteindelijk Hij alleen Diegene is Die verhoogt en vernedert. Zalig
worden
heeft niets te
maken met de godsdienst van het
gevoel in onze
zogenaamde rechtzinnige kringen. Geen gevoel maakt dat reus ongeloof
weer zijn
werk doet. Maar ongeloof is uit God niet. Langzaam
maar zeker is een eigenwillige godsdienst opgetreden. En de grote
geleerdheid
brengt een mens tot razernij. Alleen een bijzonder wonder kan afbrengen
van een
gedachtegang die mogelijk reeds jaren is gevoed. Een vermeende
bekering. Wat
met wedergeboorte
helemaal niets heeft te maken. Er wordt uiteindelijk gebouwd op een
uitleg van
datgene wat in het Woord staat, die naar eigen inzichten is. Wat het
best
past. En wat, nogmaals, vooral een vermeende bekering niet omver gooit.
Maar
hij die meent te staan, zie toe dat hij niet valle. Door
Gods Geest moet een mens in een dagelijkse bekering geheiligd worden. Zonder
heiligmaking is geen zaligheid. Hiertoe is veel
onderwijs nodig. Wat
dan weer door de vrome godsdienst wordt miskend. Zij weten het immers
wel. Zij
hebben het immers wel. Men wederstaat zo de Heilige Geest in Zijn
vernieuwend
en voortgaand werk. Waar de Geest gaat wijken is de liefde niet meer
aanwezig. Liefde is immers de eerste vrucht die in het hart wordt
gelegd
wanneer de derde Persoon in het goddelijk Wezen Zijn werk in het hart
van een
mens begint. Er komt een liefde tot God. Maar ook een liefde tot de
naaste.
Daar is dan al direct de begeerte tot het voortbrengen van vruchten in
het
aansporen de Heere te zoeken terwijl Hij is te vinden. Om ook van en
door Hem
geholpen te worden, om wedergeboren te worden tot een levende hoop.
Daar is dus
gunning. Daar is ook altijd die ander uitnemender te achten. De
vrome godsdienst gelooft het alleen van zichzelf. Zij zijn de schapen, maar o die
bokken. Die met een
ingebeelde hemel naar de hel reizen. Daar is altijd wel iets aan te
merken op
die ander. Die bijvoorbeeld tot een ander kerkverband hoort. Ware
Godsvrucht
leert juist altijd te vragen of er misschien niet een schadelijke weg
in het
eigen leven is. Uiteindelijk kan bij zelfkennis
iedereen zalig worden.
Maar zal het voor eigen hart een groot wonder zijn. In
de kringen waar de liefde wordt gemist wordt in een eigenwillige
godsdienst
geen onderwijs gegeven om in een nieuw en godzalig leven te leren
wandelen.
Wanneer een uur wordt gepreekt wordt steevast meer dan vijftig minuten
gevuld
met het schilderen van onze vloekwaardige staat van nature.
Uiteindelijk is er
dan nog een weinig tijd over de verlossing voor te stellen. Waar
het stuk der dankbaarheid, het nieuwe en godzalige leven, wordt
gemeden. De
eeuwigheid is vreselijk. Er is van het wekken van jaloersheid geen
enkele
sprake. Dit is van de opstellers van de catechismus de bedoeling niet
geweest. De
grote vraag is of de desbetreffende leraars zelf kennis hebben aan het
nieuwe
leven in Christus. Om op de leerschool van de Heilige Geest in een
dagelijkse
vernieuwing deel te hebben aan de heiligmaking. Wat
zich openbaart in
een groei in genade. Maar ook in het besteden van het gehele leven in
de dienst
van de Heere. Leer mij o God van zaligheden mijn leven in Uw dienst te
besteden.
Het komt, met andere woorden, in het leven van veel predikanten niet en
nooit
verder. Men is in eigen oog ‘gearriveerd’. Voor
het verdere ziet men de kenmerken van het ware leven in de strijd of
het nu
Gods werk in het leven is of niet. Gods kinderen moeten leren zingen in
de
nacht. Ze moeten leren wat het wil zeggen dat de Heere weet wat van
Zijn
maaksel is te wachten. Dat Hij afmaakt wat Zijn hand is begonnen. Dat
Hij niet
herroept wat Hij eenmaal heeft gesproken. En dat de strijd een strijd
is tegen
de duivel, de wereld en het eigen boze hart. Wat met onze staat, in of
buiten
Christus, niets te maken heeft. De duivel is slim. Hij is degene die de
twijfel
zaait. Mensen, en zo nodig een godsdienstige, hiervoor gebruikt. En in
deze
eigenlijk God verdacht stelt. Zo komt het zonder goed onderwijs nooit
tot de
zekerheid van het geloof. Altijd weer zal er twijfel zijn. Er is
namelijk geen
goed Fundament. God
vraagt van een mens Zijn
beeld terug. Hij eist van ons het leven in Zijn
dienst te
besteden. Hij vraagt ons hart. Niet dat harde hart. Maar een hart wat
wordt
vernieuwd van dag tot dag. Paulus vroeg daarom direct: Heere wat wilt
Gij dat
ik doen zal. Ook psalm vijfentwintig vers twee leert hoe Gods kinderen
smeken
om licht over de weg die zij hebben te gaan. Hun leven is het leven van
de
Heere. Ze leren in een nieuw en godzalig leven te wandelen. Ze leren te
volgen
zonder te vragen. En zo komen ze op wegen die ze niet hadden gedacht. In
een eigenwillige godsdienst loopt alles dood. De Heilige Geest wijkt.
En het
leven gaat weg. Er is nog wat vormendienst. En uiteindelijk houdt men
zich vast
aan wat gemoedelijkheidjes. Aan wat wettische verplichtingen. Aan wat
godsdienstige beschouwingen. Men maakt hier uiteindelijk van een
historisch
geloof in de Heere Jezus het zaligmakende geloof. Het heeft er echter
niets mee
te maken. Een mens moet levenslang
afgesneden worden van
zichzelf. En in die weg door de Heilige Geest groeien in Christus.
Gefundeerd
worden op het vaste Fundament. Dat van geen wankelen weet. Een
zuigeling is ook
een kind. Maar het heeft wel onderwijs nodig om op te groeien in de
genade die
er is in de Heere Jezus Christus. En zo uiteindelijk meer vrucht te
dragen. Er
wordt in de Bijbel duidelijk gesproken over valse leraars. De
discipelen leerden
vragen: ben ik het Heere? Dat zal een godswonder zijn wanneer een
leraar van
het godsdienstige volk deze vraag leert stellen. Ben ik het Heere?
Daarentegen
meent men echt dat de Waarheid alleen in eigen kring of kerk wordt
verkondigd. Met
scheuringen tot
gevolg……………. De
Heere is geen ledig Toeschouwer. Hij ziet hoe donker het in de zwaarste
kringen
is. Hoe weinig leven er wordt gevonden. God is een God van wonderen.
Hij is
geen God Die het moet. Hij is een God Die het doet. En altijd op een
tijd en wijze
die niemand had kunnen verwachten. God gebruikt altijd mensen. Mensen
in wie
Hij het genadewerk verheerlijkt. Deze worden geroepen. Bekwaam gemaakt.
En
uiteindelijk op een plaats gesteld waar de Heere hen nodig acht. De
godsdienst zal zelf wel uitmaken door wie hij onderwezen wenst te
worden. Doch
de Heere leert dat Hij uiteindelijk het laatste woord heeft. Gods
kinderen leren dat ze aan niemand verantwoording schuldig zijn. Alleen
aan hun
Zender en Meester. In de weg van het geloof gaan ze hun eenzame en
onbegrepen
weg door het leven. Ze weten zich geroepen. En worden bekwaam gemaakt.
Een weg
die met gevoel helemaal niets heeft te maken. Ze gaan in het geloof. In
die weg
mogen ze zich vasthouden aan de beloftes. Ik zal u niet begeven. Ik zal
u niet verlaten.
Mijn oog zal op u zijn. Dus krijg ik van mijn plicht. O God een klaar
bericht.
Hoe donker ooit de weg moge wezen. Hij ziet in gunst op die Hem vrezen.
Zalig
hij die in dit leven Jakobs God ter hulpe heeft. Houd in uw weg het oog
op God
gericht. De uitkomst zal niet falen. De
vrome godsdienst is blind voor het leven der genade. Voor het dagelijks
omgaan
met de Heere. Och, mocht het nog eens gebeuren. Zo genoten en zo
toegesloten
zijn veelgehoorde leuzen die nergens op slaan. God is geen karig God.
En Hij
schenkt mild en overvloedig. Hij werkt in een dagelijkse bekering.
Middels de
oefeningen op de leerschool van de Heilige Geest. Maar het ergste is
wel dat de
godsdienst hen die leven uit een levend geloof verachten en vertrappen.
Is de
tijd van schriftgeleerden etc. niet teruggekomen? Wat
men zelf niet heeft of kent wil men bij die ander niet zien. Kleintjes
in
genade worden door die harde en wrede godsdienst in vertwijfeling
gebracht.
Soms kan het zo zijn dat de moed maar wordt opgegeven. Het is toch
niets. Het
grote wonder is dat de Heere afmaakt hetgeen Hij is begonnen. Hij laat
niet
varen de werken Zijner handen. In die weg worden de zuigelingen
geoefend in het
geloof. Geleerd om het niet meer van mensen te verwachten. Op prinsen
geen
vertrouwen te stellen. Het alleen van Boven te verwachten. Zo groeien
ze, door
God Zelf geleerd, op tot vaders en moeders in Israël. Op eer
en roem zijn ze
niet uit. Ze weten het: ze hebben Mij gehaat. Ze zullen het u ook doen.
De
Heere leert Zijn kinderen in een voortgaande weg steeds meer door Woord
en
Geest. In de groei in de genade werken de omstandigheden mee ten goede.
Het
kan, ja het is meest een weg die niet is naar het vlees. Doch de Heere
vraagt:
hebt gij Mij liever dan deze? In een alleroverheersende liefde tot God
probeert
men de naaste op te wekken God ook te vrezen. Er worden geen
onoverkomelijke
moeilijkheden of onmogelijkheden voorgehouden. Wat immers voor hen kan,
dat is
voor ieder mogelijk. Iedereen is welkom bij de Heere. En een iegelijk
die de Naam
des Heeren aan zal roepen, die zal zeker zalig worden. Wanneer
er een opleving in de kerk komt,
dan zal dit geprobeerd worden
tegen te houden door de
vrome godsdienst. Voor hen die in
eigen oog gearriveerd zijn. Zij die menen de wijsheid in pacht te
hebben. Zij
die menen iets bijzonders te zijn. Ze menen echter als de broers van
Jozef
vroom te zijn. Spreken
over Christus is echt nog niet leven uit Hem. Leven uit Christus houdt
een
enting in. Hij de Wijnstok en wij de ranken. Hij is opgestaan. Hij
heeft de
dood overwonnen. Zijn Geest is op de aarde. En al wie tot Hem komt zal
Hij niet
uitwerpen. Roept Hem aan terwijl Hij nabij is. Zoekt en gij zult
vinden. Al
waren uw zonden als scharlaken. Ik zal ze maken als sneeuw. Hij is niet
gekomen
voor de rechtvaardigen. Hij roept zondaren tot bekering. Wee
u gij vrome en godsdienstige mens. Wee u gij schriftgeleerde. Het
Koninkrijk
der Hemelen is tot u gekomen. Maar gij hebt niet gewild. Hier is het Koninkrijk
der Hemelen. Hetwelk geestelijk is. Hier moet geleerd worden om in
een
leven van dankbaarheid de Heere vruchten voort te brengen. Vruchten tot
geloof
en bekering waardig. In de wereld te staan. En toch niet van de wereld
te zijn.
Niet met wat vrome praatjes. Niet met wat uiterlijke kenmerken. Maar
met een
hart vol liefde anderen aan te sporen. Kom ga met ons. En doe als wij.
Wendt u
naar Hem en wordt behouden. Ieder
van Gods kinderen krijgt gaven. Verdiend door Christus. Door de Heilige
Geest
in een mens gelegd. Een ieder krijgt wat hij nodig heeft tot bekwaming
voor de
taak die hem of haar wacht. Leer mij o God van zaligheden, mijn leven
in Uw
dienst te besteden. Uw
goede Geest bestier mijn schreden. En leidt mij in
een effen
land. Zalig
worden is zo gemakkelijk. Het grote werk is geschied. De weg is vrij.
De steen
is van het graf. Christus is opgestaan. En Hij bidt. Hij wil niet dat
van die
kleinen er ook maar eentje verloren gaat. Zalig worden is volgen. Zalig
worden
is niets doen. Zalig worden is leven uit het geloof. Zalig worden is
onvoorwaardelijk vertrouwen op de Heere. Uit en van zichzelf kan een
mens
niets. Doch…………..
Och
schonk Gij mij de hulp van
Uwe Geest.
|