Opstand
tegen God. Het
wordt zo vaak gehoord.
Mensen lopen in het donker. Ze zien geen licht. Geen uitzicht. Ze zijn
God
kwijt. En wijten het ook aan Hem. Hij houdt Zich schijnbaar verborgen
en ziet
hun moeite en hun verdriet niet. Ze klagen steen en been. Niets en
niemand kan
hen helpen. Wanneer dit een poos zo doorgaat kan zelfs een depressie
optreden.
Kunnen mensen terechtkomen in de grootst psychische problemen. De vraag
is dan
hoe God dit toch kan toelaten. Zulke omstandigheden. En zo'n weg.
Uiteindelijk
is het alles niet anders dan dat Hij de schuld is van hun gaan zonder
ook nog
maar enige zin in wat dan ook. Want, eenvoudig gezegd. deze weg willen
ze niet.
God moet hen helpen. Dan zal het weer licht worden. En
nu de trouw van de Heere.
HIj weet wat van Zijn maaksel is te wachten. Geen enkel goed. Niets.
Doch HIj
kent ook de harten. Hij weet van het uitzien naar Hem. Hij weet ook de
verkeerde wijze waarop ze Hem verwachten. Hij weet precies wat nodig is
om ook
maar het meest verharde hart te breken. Op Zijn tijd en op Zijn wijze
zal Hij
dat ook zeker doen. Zijn trouw is zo oneindig groot. Zijn licht gaat
uit boven
elk donker. Zo zal HIj tonen wat de oorzaak is van het donker. Niet
Gods schijnbare
afwezigheid. Niet het zogenaamd Zich verbergen van Hem. Zijn licht
werpt een
heel andere kijk op de dingen. Op de oorzaak van het duister wat mensen
zo kan
hebben omvangen. Wat hen zo bezet. Het donker is geen schuld van de
Heere. De
oorzaak moet helemaal alleen gezocht worden in de mens zelf. Zijn
houding
tegenover de Heere. Wat van nature niet wordt gezien laat Gods Geest
als in een
ogenblik zien. De
opstand tegen de weg die
de Heere met mensen gaat. Een weg tegen vlees en bloed. Een weg die
indruist
tegen wat mensen zelf hadden gedacht dat goed voor hen zou zijn. Ze
denken het net
zolang de trieste en donkere gevoelens duren. Net zolang tot ze weer op
Hem
mogen zien. In vertrouwen op Hem. Gelovend en vertrouwend dat HIj het
is Die de
weg baant. Een weg die voor het oog en in het donker geen weg meer
leek. Dan
wordt gezien hoe het lopen
in het donker een zaak is van de mens zelf. Van het niet meer zien op
de Heere
maar op de omstandigheden. Omstandigheden die naar eigen beleving niet
zijn
zoals ze zouden moeten zijn. Die men wel graag zou willen veranderen.
Maar op
het moment van duisternis zou men eerlijk gezegd niet eens weten hoe
men dat
dan had gedacht. De
oorzaak van het in het
donker lopen is niet meer dan eigen schuld. Het niet meer naar Boven
kijken
maar op de omstandigheden. Omstandigheden die te zwaar lijken. Mensen
die naar
eigen inzicht hen niet behandelen zoals het zou moeten. Een gemis wat
er is
naar eigen gedachten. Een gemis wat ineens veel groter lijkt. Een kruis
wat
niet te dragen lijkt. Binnenpraters die alles in een verkeerd licht
doen zien.
Zodat het nu donker is. De
oorzaak van het voor
eigen beleving kwijt zijn van God. Het is niet langer de schuld van
Hem. Het is
niet langer een oorzaak die ik niet onder woorden kan brengen. Het zit
niet langer
in de omstandigheden. Het is enkel en alleen een eigen schuld. Een
opstand
tegen de weg die God met me gaat. Wat ik dan op dat moment niet meer
zie. De
weg die ik ga, die zo donker lijkt en zo uitzichtloos. Enkel en alleen
omdat ik
niet meer geloof in en vertrouw op Hem. Ik wilde als het ware uit de
omstandigheden vluchten. Als het ware wilde ik God dwingen mij een
andere weg
te wijzen. Dan zou het in mijn beleving weer licht worden. Als het ware
zocht
ik een teken om die weg te gaan. Een andere weg. Zolang was ik boos op
Hem.
Hield ik me afzijdig van Hem. Nogmaals, in mijn beleving, tot HIj het
met mij
eens zou zijn. In mijn straatje zou gaan. Hoe
groot is de trouw van de
Heere. Wanneer Hij me laat zien wie ik ben. Wanneer HIj me mijn
boosheid doet
zien. Mijn opstand. Dan, in een ogenblik verandert alles. En,
vertrouwend op
Hem, ga ik de weg die Hij van mij vraagt. |
|