Het
boek der Psalmen
In het boek van de Psalmen kijken we Gods kinderen in het hart. Hierin staat opgetekend hoe de weg is die zij gaan. Alhoewel voor elk van hen deze weg anders zal zijn, er staan voor ieder herkenningspunten opgetekend. De momenten van blijdschap lezen we in de lofzangen. Maar niet minder staan er de momenten van druk en ongeloof beschreven. Niemand verlangt naar deze tijden. Doch het Woord is duidelijk: De dagen der duisternis zullen vele zijn. God heeft niemand een kalme reis beloofd. Onder de toelating van Hem zullen de aanvallen van de vorst der duisternis vele zijn. Hij zal niet schromen te proberen in de grootste twijfel terecht te brengen. Het
kan zijn, op de hoogten van het geloofsleven, dat David voor
tienduizenden niet
bang is. Ook Simson behoorde tot de helden in deze. Doch Elia kroop weg
voor de
vrouw van Achab. Hij vreesde voor zijn leven. Er is een godsdienst die
het
leven van Gods kinderen niet verstaat. Ze lachen om de woorden die in
deze
gesproken worden. Ze zijn rijk, verrijkt, ze hebben geen gebrek. Ze
praten over
Jezus. Maar aan het leven achter Hem, wat is vol moeite en strijd,
hebben ze
geen kennis.
Het
boek der Psalmen spreekt over de vraag om ontdekking. De vraag aan de
Heere om
te onderzoeken wel op de goede weg te zijn. De roep om een wacht voor
de
lippen. Het behoeden van de deuren van de mond. Hetgeen voortkomt uit
de
wetenschap dat van onszelf geen goede vruchten worden voortgebracht. Gods
kinderen kunnen zo benauwd worden van alle kant. Niet alleen van de
wereld. De
godsdienst weet hen zo te drukken. We moeten immers geloven. Geloven
dat de
Heere Jezus voor onze zonden is gestorven. Maar wie schenkt het geloof
in deze.
Is het niet een gave van de Heilige Geest? En ligt er na de opstanding
in de
weg van de heiligmaking niet een leven lang strijden om door die enge
poort in
te gaan? Was het niet Petrus die Zijn Meester nog verloochende na
zo’n
bijzondere belijdenis? Was het niet Thomas die niet kon geloven dat de
Heere
was opgestaan? Zocht ook niet Maria bij het graf naar haar Heere? In
de Psalmen kijken we Gods kinderen in het hart. Tijden van vreugde
wisselen
zich af met groot verdriet. Tijden van geloof maken plaats voor och en
ach.
Niet iedereen zingt gelijk. Niet iedereen treurt op hetzelfde moment.
Zo wil de
Heere in een gemeenschap der heiligen Zijn kinderen voor elkaar
gebruiken. Om
elkaar aan te sporen het oog omhoog te slaan. Er
is grote verwarring in een godsdienst in onze dagen. Er wordt gezongen:
Vrede,
vrede. En geen gevaar. Maar het zijn niet de psalmen die hiervan
getuigen. Zij
zijn de apotheek voor allen die, in welke stand van hun geestelijk
leven, hier
hun medicijnen kunnen ophalen. De Heere geeft aan dat er veel valse
profeten in
onze dagen zullen zijn. Doch geen van Gods kinderen worden jaloers op
datgene
wat zij te berde brengen. Het blijft voor hen het strijden van de goede
strijd
van het geloof. Waarin zij zeker mogen zien welke bemoeienissen de
Heere met
hen heeft. Maar er kunnen zulke benauwde tijden komen, dat er wordt
uitgezien
naar een ontmoeting met de Heere Zelf. Om voor het eerst of opnieuw Hem
te
mogen zien in al Zijn schoonheid. Waar Hij Zelf het zegt: Zie hier ben
Ik. Ik
ben Uw heil alleen. Dan mogen Gods kinderen het meezingen: Ik heb het
Zelf uit
Zijne mond gehoord. |
|