Ik
zal raad geven. Mijn oog zal op u zijn. Het
kunnen moeilijke tijden in het leven zijn. Soms lijkt het alsof het ene
nog
niet voorbij is en het andere dient zich aan. De golven slaan om ons
levensscheepje. En niet zelden er overheen. Keer op keer dreigt het te
zinken. We
schijnen het lang zelf te kunnen. Beetje ballast overboord. Zo zal het
nog wel
even gaan. Maar de wind neemt toe. De stom wordt een orkaan. En dan
komt het
moment dat het niet meer gaat. Dat we het niet meer weten. Het schip is
gedoemd
in de razende zee ten onder te gaan. Kortom, er is een noodsituatie
aangebroken. De lange gebeden houden op. Het is over en uit. En er
wordt een
klacht in de diepte gehoord. Heere,
help, wij vergaan. Dan
klinkt zo duidelijk de stem van de Meester. Gij
klein gelovige. Het
is alsof de golven niet meer worden gezien. Het oog wordt op de Heere
Zelf
geslagen. Want daar is hoop. Daar is redding. Spreek
Heere, want Uw knecht hoort. Ik
zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn. Verwondering
stijgt op. De liefde ontwaakt. In een
weg van schuld. Want waar was mijn hoop, waar was mijn moed gebleven. Eigen
schuld. Schuld en genade. Nooit genade zonder schuld. Zien op jezelf.
Erkenning
van je ongeloof en je twijfel. Zou de Allerhoogste van mijn klagen en
bittere
rampen kennis dragen. In de diepte. Daar alleen wordt het geleerd. Aan
de
voeten van de Heiland. Een plaats waar niemand uit zichzelf komt.
Mensen,
hoogmoedige mensen. Die niet zoeken te zakken, te zinken. Maar staande
te
blijven. Nogmaals, in de diepte. In de diepte, daar groeit de mirte.
Daar wordt
het opnieuw een effen pad. En
zegt de kinderen Israëls dat ze voorttrekken. Er
komt meer. En
vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.
Vergeef
het ook hen Heere, ze weten niet wat ze doen. Ze weten niet wie ze
zijn. Ze
zien zichzelf niet. Het ontbreekt hen aan zelfkennis. En zonder die
zelfkennis
is er nooit schuld. Ware schuld. Met in een weg van vergeving als
eerste vrucht
de liefde. Waar is de liefde. Waar is hun liefde. Waar tonen zij hun
liefde. Het
is enkel hardheid wat wordt gevoeld. Heere, vergeef, vergeef het hen.
Vergeef
ook hen. Ze weten niet wat ze doen. Ik
zal raad geven. Mijn oog zal op u zijn. Sla
ook op hen het oog, Heere. U bent machtig. U bent de Almachtige. U bent
de
Hartenkenner. Breek bij een ieder aan stukken wat buiten U, ja buiten
de liefde
is. Verbrijzel harde harten. Keer op keer. Vervul het met Uw liefde. En
genade.
Ik
zal raad geven. Wreek uzelf niet, Mijn beminde. Ik zal voor u strijden.
Gij
zult stille zijn. Een
storm is gestild. Golven worden niet meer gezien. Het scheepje dobbert
op de
zee. Er is een behouden vaart beloofd. Geen kalme reis. Geen kalme zee.
Maar
wie volhoudt tot het einde, die zal zalig worden. Wie
is Hij Die de storm doet opsteken. Wie is Hij Die de storm doet liggen.
Wie is
Hij Die Dezelfde blijft van nu tot in alle eeuwigheid. Wie is Hij Die
nooit
beschaamd doet uitkomen. Wie is Hij Die belooft en het doet. Eindigen
in Hem.
Zien op Hem. Het alles verwachten van Hem. In dagen van ziekte. In
dagen van
rouw. In dagen van verdriet en pijn. Het zijn de slechtste tijden niet
om met
de nood voor het eerst of opnieuw bij de Heere te mogen schuilen. Het
alleen
van Hem te verwachten. Lange
gebeden zijn niet nodig en vest op prinsen geen betrouwen. Maar zalig
hij die
in dit leven, de God van Jakob tot zijn hulp heeft. Zo
zal Hij alles maken, dat gij u verwonderen moet. |
|