Wat
is uw redelijke
godsdienst. Wat
is uw redelijke
godsdienst. Het is een vraag die we allen onszelf wel mogen stellen.
Wat is
mijn redelijke godsdienst. Nogmaals,
wat is uw, wat is mijn
redelijke godsdienst. Hoe is uw leven. Hoe is mijn leven. Mijn leven.
Ja, heel
persoonlijk, hoe is mijn leven in dienst
van de Heere. Of, beter, is mijn leven een leven in dienst van de
Heere. Nog weer anders: Wat
zijn in mijn leven de vruchten uit
dankbaarheid. Wat doe ik met de mij
geschonken gaven uit genade. Houd ik ze voor mezelf? Zoals het er staat
in de
gelijkenis. Stop ik ze in de aarde. Verstop ik ze. Zodat niemand ze kan
zien.
Houd ik ze angstvallig voor mezelf. Het
Woord leert ons wat God hiervan zegt. Hoe een dergelijk omgaan met
schatten
wordt beloond. Onze
oudvaders wisten het te
verwoorden. Mijn redelijke godsdienst is het bezoeken van weduwen en
weduwnaren. En daarmee komen we direct
tot de kern van de godsdienst. Samen op weg. Samen. Om zo elkaar tot
een hand
en een voet te zijn. Niet met een boekje in een hoekje. Niet je
afsluiten voor
alles en iedereen. Niet zeggen dat we God liefhebben en daarmee uit.
Onze
redelijke godsdienst behoort zich veel verder uit te strekken. Want hoe
kan men
nu God liefhebben Die we niet zien, en onze naaste vergeten. Ontwijken.
Buiten
onze deur en buiten ons leven laten. Misschien met de gedachten dat zij
er toch
niets van kennen. Met de gedachten dat wij het alleen goed weten. Wat
is uw redelijke
godsdienst. Wat is mijn redelijke godsdienst. Hoe ziet uw leven eruit.
Mijn
leven. Wie zijn onze weduwen. Onze weduwnaren. Wie zijn de mensen om u
heen. Om
mij heen. Nooit
is iemand die God kent
tevergeefs op deze wereld. De eerste vraag die Saulus op de weg naar
Damaskus
stelde getuigt ervan: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal. Was het een
gemakkelijke weg die hij moest gaan? Stokslagen, gevangenschap, het is
maar een
klein deel van datgene wat hij heeft ondergaan. Maar de liefde tot God
in
Christus deed hem doorgaan tot het einde. Spreken vanuit de schat van
zijn
hart. Zo was hij een verkondiger van goede boodschap. Bereikte hij
zoveel
mogelijk mensen. Om hen het evangelie van vrije genade te verkondigen. Onze
redelijke godsdienst. Ons
leven in dienst van de Heere. Met de ons geschonken gaven en talenten.
Woekeren
met de ons geschonken gaven en talenten. Om van vijf tien te maken. En
van tien
twintig. Zolang we leven wil de Heere het doen. Wanneer we ons maar
stellen in
de weg die Hij ons wijst. Om in die weg in het groeien in de genade te
bemerken
dat de helft ons nog lang niet is aangezegd. Er is altijd meer te
verkrijgen. Nooit
zijn we uitgeleerd. Ons
leven van alle dag
behoort doordrenkt te zijn van Gods wil met ons leven. Onze redelijke
godsdienst zal nooit een leven zijn wat rust op een rustbank. Met
mogelijk de
kussentjes die we onder onze oksels hebben genaaid. Het volk van Israël
ging veertig
jaar door de woestijn. Steeds opnieuw klonk het Woord van de Heere.
Zegt de
kinderen Israëls dat ze voorttrekken. Ze gingen in rijen. En altijd
weer
hielden ze in de gaten dat toch niemand achterbleef. Onze
redelijke godsdienst.
Een leven in dienst van de Heere. Vanuit de liefde van ons hart Hem
dienen
zonder vreze. .
|
|