Ik
ben nooddruftig, arm en naakt. Het Woord leert dat het leven der genade een leven is van op en neer. Het is zo genoten en ook zo weer toegesloten. De ene keer is het een springen over bergen en heuvelen. Men denkt dat het nooit weer anders zal worden. Een andere keer is het een leven van zuchten en zorgen. Wie het anders denkt te kunnen bespreken weet van geen kruisweg achter de Heere. Zeer zeker is het geloofsleven voor elk verschillend. Aard en karakter, omstandigheden hebben hun invloed. Maar het Woord spreekt duidelijk dat de Heere een arm en een ellendig volk overhoudt. Die zullen op Zijn Naam vertrouwen. Zou het zo niet zijn, ze zouden als hoogmoedige en eigengereide mensen door het leven gaan. Zonder ook maar enige hulp van Boven nodig te hebben. Het leven der
genade leert een aanhankelijk leven. Een
aanklevend leven dicht bij de Heere. Om alle hulp dagelijks van Hem te
verwachten. Nee, de Heere heeft Zich geen volk uitverkoren wat het
allemaal wel
weet. God heeft geen kinderen die als het ware het de Heere wel zullen
vertellen. Ze blijven altijd nooddruftig, arm en naakt. Vertrouwend op
de Heere
alleen. Het leven hier op aarde is geen hemel waarin ze altijd zouden
willen
blijven. Het is hier een stervend leven. Een sterven aan alles wat van
de wereld
is. Aan alles wat buiten God is. Het
is
een verachten van eigen krachten. Een verfoeien van het eigen-ik.
Schuldeigenende genade leert zien wie een mens van nature is. Wie hij
blijft na
genade. De Heere leert ongeloof zien. Hij leert zonde kennen. Zonde van
bedrijf
en van nalatigheid. Als tobbende en zuchtende mensen gaan ze hun
eenzaam pad.
Het woestijnvolk is een menigte van mensen die al zuchtend de weg door
dit
leven blijven zoeken. Zodra ze denken het anders te moeten doen, de
Heere weet
middelen en wegen te vinden hen weer dicht bij Zich te krijgen. Hier
krijgen ze
een klap. Daar worden ze veracht en vertrapt. Van dat alles weten ze
dat het zo
nuttig en noodzakelijk is. Om in de weg van loutering en heiliging van
het
leven openbaar te komen als mensen die het alleen nog maar van de Heere
kunnen
verwachten.
Natuurlijk zijn er de momenten van vreugde. Van troost en blijdschap na een woord van de Heere. Natuurlijk zijn er de momenten van vertroosting en bemoediging onderweg. Het zijn echter de uurtjes van korte duurtjes. Om dan weer opnieuw in de oven te worden gegooid. Om opnieuw te moeten inleven dat het hier beneden niets is. Ook nooit iets zal worden. De Heere gaat geen weg met mensen die het verwachten van zichzelf of van andere mensen. Hij gaat Zijn weg met een mens persoonlijk. In een weg van persoonlijk onderwijs. Hij leidt hen alleen. Zalig hij die in dit leven de God van Jacob tot zijn hulp heeft. Dan zal Hij altijd weer wegen vinden en maken waarlangs wankelende voeten kunnen gaan. De Heere leert wat
het is te worden opgehaald uit een
ruisende kuil. De Heere leert wat het is om dagelijks bewaard te worden
voor
datgene waarvoor men te bewaren is. De Heere leert wat het is om elke
dag met
schuld en tekort te eindigen. De Heere leert wat het is om het alleen
van Hem
te verwachten. Niet als rechthebbende mensen maar als mensen die alles
verzondigd hebben. Deze mensen gaan van meevallers leven. Ze mogen de
allerkleinste dingen in het leven opmerken als zijnde geschonken uit de
hand
van God. Onwaardig, niets verdiend hebbend. En toch in elke diepte te
leren:
Hij redt mij keer op keer.
|
|