Wij kunnen uiteindelijk maar twee
wegen bewandelen.
Het is de smalle of de brede weg.
Van nature kiest ons hart voor de
zonde. Wij zien
dat van huis uit niet. We wandelen rustig voort op de brede weg. Zien
niet wie
we zelf zijn. Zien niet dat we voor God niet kunnen bestaan. Niet
beseffend dat
we op reis zijn naar een eeuwig verderf. We denken dat het wel wat
meevalt. En
hoe spoedig kan ons einde daar zijn.
Tot ons komt
het evangelie van genade. Wij leven op
het erf van de genade. Wij mogen horen van de Heere Jezus Christus. Hij
openbaart Zich aan ons in Zijn Woord. Door de Heilige Geest leren wij
verstaan
wat we daarin lezen. Er is een weg om wedergeboren te worden. Vernieuwd
te
worden. Van dood levend gemaakt. En tenzij een mens wederom geboren
wordt, hij
kan het Koninkrijk van God niet zien. Jaren kunnen wij naar de kerk
gaan.
Terwijl we dit alles zomaar naast ons neer leggen. Erin berusten
Christus niet
te kennen. Terwijl daar duidelijk staat: haast u om uw levens wil.
Wanneer
we aangeraakt worden door een kooltje van het
Goddelijk Vuur, we worden onrustig. We gaan ons afvragen Wie God is. En
we
leren Hem zien in Zijn toorn over de zonde. God is heilig. Hij wil en
kan er
geen gemeenschap mee hebben. We
gaan zien wie we zelf zijn. Hoe
we dood liggen in zonden en misdaden. We kunnen voor Hem niet bestaan.
We proberen God te behagen. We
worden bang voor de
zonde. We proberen ons leven te verbeteren. Doch door de Heilige Geest
gaan we
zien dat het niet kan. We doen geen zonde. We zijn zonde. Alles wat wij
doen is
verkeerd. We moeten niet veranderen. We moeten vernieuwd worden.
De duivel maakt ons van alles wijs.
Hij vertelt ons
bijvoorbeeld dat we maar gewoon rustig af moeten wachten. Dat we er
toch niets
aan kunnen doen. Of hij doet ons geloven dat we met een dode belijdenis
er wel
zijn. Maar in de Bijbel staat duidelijk dat we onze zaligheid met vreze
en
beving moeten werken. Onszelf steeds hebben te onderzoeken wel op de
goede weg
te zijn. We hebben onze verantwoordelijkheid. Van ons wordt steeds
gevraagd Wie
wij dienen.
In een
levenslang proces op de leerschool van vrije
genade wordt geleerd wie mensen zijn en blijven. Maar ook wie de Heere
is. Zijn
trouw staat tegenover onze ontrouw. Gods kinderen zijn geen mensen die
groot
van zichzelf spreken. Ze spreken groot van de Heere. En ze zoeken van
nu aan en
voortaan Godzalig te wandelen.
In hun hart
is liefde uitgestort. Liefde is het
eerste wat de Heilige Geest leert. Liefde tot God. Maar ook liefde tot
de
naaste. Wanneer de Heilige Geest een mens aanraakt, hij gaat op
Christus
lijken. Christus zegt dat Hij zachtmoedig en nederig is. Christenen
willen niet
gediend worden. Ze zoeken anderen te dienen. De Heilige Geest zorgt dat
zo’n
mens meer en meer gaat zien wie hij zelf is. En blijft. Dat geeft
zo’n schuld
voor de Heere. Dat houdt een christen zo klein. De Heilige Geest
vernieuwt het
hart. Dat wil zeggen dat het van nature stenen hart weggenomen wordt.
De liefde
wordt steeds groter. De verwondering neemt toe. Dat de Heere toch
omziet naar
zo’n dode hond.
Het oude
leven gaat niet verder. Een kind van God is
een Christen. Zijn leven is zijn leven niet meer. Hij zoekt elke dag te
besteden in de dienst van de Heere. Hij vraagt net als Saulus wat de
weg is die
de Heere van hem vraagt. In een nieuw en Godzalig leven zoekt hij te
wandelen.
Tot eer van God. En toch eindigt iedere dag weer met zoveel schuld.
Zalig
worden zal een wonder blijven.
De kinderen
van God hebben geleerd wie ze zelf zijn.
Ze wijzen daarom ook nooit met de vinger naar een ander. Ze hebben
genoeg met
zichzelf te stellen. Altijd weer vragen ze aan de Heere of er in hen een
schadelijke weg is. Of de Heere hen
op de eeuwige weg wil brengen.
En houden. De eeuwige weg is Christus. Hij zegt: Ik ben de Weg. Ik ben
de
Waarheid. En Ik ben het leven.
De
liefde voor de naaste zoekt anderen aan te sporen. Van
nature willen mensen dit niet horen. Ze verstaan de liefde en de gunning niet. Ook in de godsdienst
is veel onkunde.
Alleen de Heilige
Geest kan wonderen werken. De Heilige Geest is de
Werkmeester van de zaligheid. Alleen Hij kan de mens overtuigen van
zonde en
schuld. Alleen Hij maakt plaats voor Christus. Alleen Hij neemt uit
Christus en
brengt het tot de mensen. Hij, de derde Persoon in het Goddelijk Wezen,
vernieuwt een mens. En zonder heiligmaking is er geen zaligheid. We
gaan met
een ingebeelde hemel voor eeuwig verloren.
Alleen een mens in Christus
kan straks bestaan voor
Christus’ rechterstoel.
|