Steeds
verder geleid. Er
is een moment dat mensen
stil worden gezet. Er komt een inkeer. Van onszelf zoeken we daar niet
naar. We
leven onbewust van onze ellendige toestand zonder God verder. Maar een
Godswonder bewerkt door Gods Geest dit ogenblik in het leven. En zonder
dit
ogenblik vindt er geen bekering plaats. Blinde ogen gaan open. En doven
gaan
horen. Er is de bewustwording dat het op deze manier niet goed gaat.
Niet goed
komt. Wanneer we doorgaan op de weg die wordt gegaan, dan eindigt het
alles
zonder God. Immers leven zonder God is een sterven zonder God. En dan
doel ik
op een leven met of zonder God in Christus. Er breekt een kortere of
langere
tijd aan van vragen naar de weg tot behoud. Een tijd van zoeken naar de
weg ten
leven. Wanneer de Heere Zelf aan de spits is getreden zal Hij voor
alles
zorgen. Hij zal zorgen dat er onderwijs komt. En hier gebruikt Hij
mensen voor.
Achteraf wordt getuigd van het wonder in het leven. Wanneer wordt
gezien hoe de
Heere alles deed en doet meewerken om te leren welke de weg ter
zaligheid is.
En hoe Hij dit alles toepast in een persoonlijk leven. Nooit is het
genoeg.
Nooit is een mens uitgeleerd zolang hij leeft. Elke dag weer zijn er de
oefeningen van vrije genade. Het is als Mefiboseth die elke dag aan de
tafel
van David mocht mee-eten. Dagelijks begenadigd zoals het in het
geestelijk
leven heet. Steeds weer lopen tegen schuld en tekort. Steeds weer
inleveren van
het eigen ik. Zien wie je bent. Zien hoe je doet. En daarbij ervaren
dat de
Heere niet meegaat in een dergelijke weg. De Heere neemt niet met
weinig
genoeg. Hij wil een mens een heel leven louteren. Heiligen. Net zolang
tot het
genoeg is en dan neemt Hij hem weg uit dit leven. Het
moment van de bekering
in het leven wil men nog wel bespreken. Het moment waarop er een keuze
in het
hart werd gelegd om voortaan voor de Heere te leven. Doch hoe vaak
blijft het
daar niet bij. Denkend dat die keuze wel genoeg is. En dan willen
mensen zo
graag zelf bepalen hoe ze dat dan gaan doen. Zij zullen de Heere
helpen. Wie
denkt niet aan Paulus. Hij dacht het goed te doen. Maar hij vervolgde
juist de
gemeente van Christus. Zij
zullen de Heere
uiteindelijk wel vertellen hoe ze hun leven verder in gaan vullen. En
op de
plek waar ze gesteld zijn gaan ze actief aan het werk. Uiteindelijk
menend dat
de Heere wel erg blij met hen is. Want ze doen immers zo hun best. Niet
wetend
dat ze opnieuw in het diensthuis zijn gekomen. Het Egypte waar ze juist
uitgeleid zouden moeten zijn. En zeg daar niet wat van, want dan komt
de
vijandschap tegen het evangelie van vrije genade openbaar. Het leven
met de
Heere is een gaan achter Hem aan. Het is een volgend leven. Het doen
van
datgene wat de Heere van hen vraagt. En juist dat zijn geen
gemakkelijke wegen.
Anders had niemand immers de Heere nodig. De
weg van de waarachtige
bekering gaat nooit buiten de mens om. Het is een voortdurend
geconfronteerd
worden met jezelf. En dat niet met de dingen die je in eigen oog zo
goed doet.
Het is een inzien dat je met alles wat je zo goed bedoelde het helemaal
hebt
verprutst en bovenal verzondigd. Je hebt niet gebouwd. Maar afgebroken.
En er
uiteindelijk een grote puinhoop van gemaakt. Daarbij mensen tekort
gedaan en de
Heere verdriet. Dit moment van dat bewust te worden maakt van een leeuw
een
lam. Dit maakt dat Paulus roept: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal.
Wat wilt
Gij dat ik verder doen zal. Het wordt voortaan een leven van
afhankelijkheid.
Waarbij keer op keer de spiegel je wordt voorgehouden. Dat is nu juist
het
wonder. Dat je het niet meer langer zelf weet. Een
door schuldbesef
verslagen geest gaat ook schuld belijden. Allereerst aan de Heere, doch
ook aan
elkaar. Wanneer wordt gezien welke rol je hebt gespeeld in het
beschadigen van
je medemens. Terwijl je het ook zo goed bedoelde. Van schuld erkennen
en schuld
belijden wordt niemand minder. En wanneer de liefde je deel mag zijn
zal er een
geheel andere relatie ook tot elkaar komen. Anderzijds zullen zij die
hun eigen
schuld mogen kennen niet een ander in een kwaad daglicht stellen. Die
ander
altijd maar weer op het matje roepen. Want wat een ander uitleefde, dat
hebben
ze in eigen leven mogen zien als daarvoor nog bewaard te zijn. Mensen
die het
eigen hart leren kennen achten altijd de ander nog weer uitnemender als
zichzelf. En vanuit die beleving gaan ze in liefde met hun medemensen
om. |
|