In
de stilte roep ik tot U o God. Het
kan in de natuur stormen. Het kan regenen. De zon kan schijnen. Er
kunnen
wolken aan de hemel staan. Dan weer is het windstil geworden. Kortom,
de
seizoenen komen en gaan. En elk seizoen heeft zo zijn kenmerken. In
het leven van mensen is het niet anders.
Elke geestelijke gesteldheid is terug te vinden in de
natuur. En de
omstandigheden van het leven maken hiervan deel uit. Mensen kunnen blij
zijn.
Maar ook bedrukt. Ze kunnen zingen. Maar ook schreeuwen van pijn of
verdriet.
Dit geldt elk mens. Groot en klein. Niemand is elke dag gelijk gesteld.
Zo
kunnen ook Gods kinderen juichen en in Hem verblijd zijn. Ze kunnen het
niet
op. De Heere is zo goed. Ze prijzen Hem en geven Hem eer. Doch ook kunnen ze diep terneergeslagen zijn omdat ze
Hem niet zien. Het is hen alsof er een
dichte mist is neergedaald. Er
is echter verschil met een natuurlijk mens en een mens met genade. De
omstandigheden bij de eerste geven aan de ene kant blijdschap, aan de
andere
kant kan boosheid in allerlei vorm openbaar komen. Gods kinderen weten
dat
droogte en regen hen als uit Zijn Vaderlijke hand toekomt. Hij bestuurt
hun
leven. Van dag tot dag. En juist de moeilijke tijden brengen hen zo
dicht bij
de Heere. Bij
elk onweer in hun leven weten ze de Heere aan te roepen. Hem te vragen
naar
Zijn zichtbare aanwezigheid. Bij de roering van het water in hun leven
zijn ze
bij Hem aan de deur. In de nood verheffen ze tot Hem hun angstig hart. Het
kan echter ook zo anders zijn. Er is geen wind. Er is geen regen. Het
schijnt
alsof de zon altijd schijnt. En juist dat beangstigt hen. Het lijkt
alsof het
allemaal zo gewoon is geworden. Zeker, de Heere zorgt. Maar ze horen
Zijn stem
niet meer daarin. En juist dat kan maken dat ze zich afvragen of ze
zich niet
hebben vergist. Zullen ze dan straks met alles wat zo mooi lijkt
omkomen in de
handen van Saul. Zullen ze dan straks nog bedrogen uitomen? Dan kan het
wel
eens een uitzien zijn naar de Heere wanneer het zo stil is geworden in
het
leven. Nee, ze verlangen geen moeiten en
verdriet. Maar ze kijken zo uit naar Zijn stem die klinkt. Waarvan ze
weten dat
het hen zo verbindt aan de Heere. In
een verdere geloofsgroei weten ze dat het ook weer zal komen. Hij zal
komen.
Niet achterblijven. En als Hij komt neemt Hij alles mee. Hier is het
land van
de rust niet. Er zullen weer stormen opsteken. Uit welke hoek ze dan
ook zullen
komen. Niet om hen te plagen, maar om te groeien in het geloof en in
het
vertrouwen. Het is de bedoeling van de
Heere om niet te vertwijfelen. Om niet te bezwijken. Om niet als door
de wind
heen en weder gedreven te worden. Maar om in de omstandigheden op Hem
te
blijven zien. Want Hij zal het maken. Daar zijn ze van overtuigd. Het
kan er opnieuw zo diep doorgaan. Opnieuw kunnen ze zo vrezen. Wanneer
de satan
hen aanvalt. Hen wil laten twijfelen. Hen benauwd wil maken wat betreft
het
verdere verloop van de omstandigheden. Doch in de benauwdheid leerden
ze roepen
tot de Heere. Want alleen van Hem is hulp te verwachten. Zolang
de wereld er is zullen de seizoenen niet ophouden. Regen, wind, zon en
mist,
het zal er altijd zijn. En evenzo zal het blijven in het leven van
mensen.
Hoogtes en dieptes zullen elkaar afwisselen. Enerlei wedervaart alle
mensen. Doch
waar het mensen brengt is het verschil....... |
|