Onze
staat en stand in het geestelijk leven. Onze
staat ligt vast. We zijn in of buiten Christus. Een ieder kan zichzelf
hierin
onderzoeken. Hebben we deel aan Hem. Is Hij de Eerste en Belangrijkste
in ons
leven. Leven we uit en door Hem. Stroomt Zijn bloed door onze aderen.
Of is van
dit alles geen sprake. Leven we nog voor eigen rekening. Naar het
goeddunken
van ons eigen hart. Zijn er niet de stille momenten waarop we ons
afvragen wat
de weg is die de Heere ons wijst. Nogmaals,
we zijn in of buiten Christus. En zo dus al of niet een kind van God.
Daar is geen
twijfel over mogelijk. Het is ja of nee. Een tussenweg is er niet. Voor
onze beleving kan dat zo anders zijn. We durven het antwoord niet te
geven. Of,
bij tijden niet meer te geven. Dan kan er juist wel twijfel zijn. Het
is een
stand in het geestelijk leven. Deze stand in het geestelijk leven is
voor elk
mens weer anders. Het kan ook wisselen. De ene keer is het geloof in
beoefening. Een andere keer juist weer niet. De ene keer springen we
met God
over een muur. Terwijl we een volgende keer bedrukt terneer zitten. En
niet
weten voor of achteruit te gaan. Aard en karakter kunnen hierbij een
grote rol
spelen. Ook opvoeding ligt eraan ten grondslag. De omstandigheden in
het leven
waar we niet mee weten om te gaan. Jaren kerken onder dezelfde
predikant heeft
zo ook gevolgen. Want elke predikant kan niet verder preken dan dat hij
zelf is
geleid. Dus welk onderwijs wordt ontvangen. Ook kan een verhuizing naar
een
andere deel van het land nieuwe inzichten geven. Nieuw licht of juist
twijfel
en vragen. Doch onze stand moeten we niet verwarren met onze staat. In
of
buiten Christus, dat voorop. Maar onze stand in het
geestelijk leven is voor elk hetzelfde. In of
buiten Christus is er een stand in het leven. Boven
alles staat de Heere. Hij weet waar Zijn kinderen naar uitzien. En op
Zijn tijd
en Wijze geeft Hij datgene wat nodig is. Voor het eerst of opnieuw
zekerheid
over hun staat. In of buiten Christus. Voor
elk mens is er de weg van de geboorte naar het einde van het leven. En
voor elk
mens geldt de strijd om in te gaan. Deze strijd kan voor de ene
zwaarder zijn
dan voor de ander. Doch het jezelf dagelijks onderzoeken is
noodzakelijk voor
iedereen. Vroeger werd gezegd: hoe ben je gelegerd. Een ouderwetse
uitdrukking.
Maar vandaag aan de dag is het bij velen een vrede, vrede zonder
gevaar. Dan is
het toch wel eens goed de oude uitdrukkingen ter harte te nemen.
Onderzoekt u zelve
nauw, ja zeer nauw. Geestelijk leven moet wortels krijgen. Vruchten
gaan
dragen. Anders is het net als onkruid wat welig tiert en niet uit te
roeien is.
Doch ongeschikt. Onze staat ligt eeuwig vast. Doch moet in het leven
uitgewerkt
worden. Dat gaat door hoogtes en dieptes. In een louteringsproces. Om
uiteindelijk niet meer als door de wind heen en weder te worden
gedreven. Elk
van Gods kinderen herkent het dat er standen zijn in het geestelijk
leven.
Vreugde en blijdschap in de wetenschap zekerheid te hebben over de
staat van
het geestelijk leven. Doch evenzo herkent ook elkeen de angst en de
twijfel
zich voor eeuwig nog te vergissen na alles wat is meegemaakt. En
daartussen
liggen nog zoveel dagen en nachten. De Heere is bij mij en ik zal niet
vrezen.
Wat zal mij een mens doen. Daarnaast: ik zal nog één dezer dagen
omkomen in de
handen van Saul. Wat
is het een voorrecht een geestelijke vader of moeder te hebben. Iemand
die de
weg breder uit kan leggen. Wat is het een voorrecht bovenal te mogen
ervaren
hoe de Heere voor alles zorgt en wetenschap heeft van alle vragen die
bij
tijden in het hart kunnen leven. Wat is het bijzonder te mogen opmerken
van
Zijn trouwe Vaderzorg. Te weten hoe Hij er alles aan doet mensen te
laten leven
tot eer van Zijn Naam. Dat is in het loven en prijzen van Hem. Om de
wetenschap
als een brandhout uit het vuur gered te zijn. Een stand in het
geestelijk leven
wat verguisd kan worden door hen die zover maar niet kunnen komen. Er
in hun
beleving wel naar uitzien. Maar elke handreiking in deze van de hand
wijzen.
Het er niet voor kunnen houden. En zo zichzelf in de weg staan. De
Heere moet
en zal het in hun beleving toch anders moeten doen. Het is niet en
nooit
genoeg. Waar het hen aan ontbreekt is het geloof. En zonder geloof zal
niemand
God zien. In hun hart leeft een begeerte. Doch het loslaten en
aanvaarden hoe
God het vervult is er niet bij. Ik
heb u op de harp gespeeld. Klaagliederen gespeeld. Maar gij hebt niet
gewild. |
|